Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: 12584] Dienst/afdeling: JZ 2. Volgens bezwaarde zou voorbij worden gegaan aan het feit dat zij in 1994 een principe- aanvraag heeft ingediend tot bebouwing die op planologische gronden is afgewezen. Zoals hiervoor al opgemerkt, gaat het bij beoordeling van planschadeverzoeken uitsluitend om een vergelijking van de beweerdelijk schadeveroorzakende planologische maategelen met het voordien geldend planologisch regime. Niet om de behandeling van onder dat regime ingediende bouwplannen. 3. Het niet toekennen van vergoeding deskundigenkosten is volgens bezwaarde ondeugdelijk gemotiveerd. Op grond van artikel 8:75 van de Awb kan de bestuursrechter een bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten van een burger in verband met behandeling van beroep bij de rechtbank. De wetgever heeft bij de totstandkoming van de Awb bewust geen regeling getroffen voor de kosten die een belanghebbende maakt voor de behandeling van het bezwaarschrift of voor andere bestuurlijke voorprocedures. Er is een vaste lijn in de rechtspraak dat kosten in de voorfase gemaakt slechts voor vergoeding in aanmerking komen indien het bestuursorgaan 'tegen beter weten in' een onrechtmatig besluit heeft genomen. Die vaste lijn is recentelijk vastgelegd in het wetsvoorstel 'Kosten bestuurlijke voorprocedures' (Kamerstukken II 1999/2000, 27024). Strekking van dat voorstel is om de kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar heeft moeten maken, uitsluitend te vergoeden 'voorzover het bestreden besluit door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht is genomen' (artikelen 7:15 en 7:28 Awb, toevoeging van leden 2-4). Voor de kosten die voor vergoeding in aanmerking komen en voor de hoogte van de vergoeding wordt in het wetsvoorstel aansluiting gezocht bij de regeling van de vergoeding van de kosten van het beroep bij de rechter, zoals neergelegd in het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb). Niet alle door bezwaarde opgevoerde kosten voor juridische bijstand zijn vergoed. Maar alleen de reis- en verblijfkosten en de kosten van een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Uitgangspunt voor die vergoeding was het Bpb waarvan artikel 1 een limitatieve opsomming geeft van de kosten waarop een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb betrekking kan hebben. Voor de tarieven van de reiskosten verwijst het Besluit naar het Besluit tarieven in strafzaken en voor die van de bijstand naar de bij het Besluit behorende bijlage. Die bijlage werkt met een puntensysteem. Voor schriftelijke inlichtingen in de beroepsfase wordt een half punt gerekend. De waarde per punt is f 710,-. Daarnaast wordt nog een wegingsfactor vermeld. In dit geval is uitgegaan van de factor 1Dat levert een vergoeding van f 355,- op. Voor reis- en verblijfkosten geldt een bedrag van f 3,40 per retourkilometer. De afstand tussen Breda en Dordrecht is 35 km en volgens de specificatie zijn er drie ritten geweest. Dat komt neer op een bedrag van f 357,-. Totaal betekent dat een bedrag van f712,-. De niet-vergoede kosten, zijnde f 9.288, --, kunnen de dubbele redelijkheidstoets niet doorstaan. Daarvoor moeten de kosten niet alleen binnen een redelijke omvang blijven maar moet het in de gegeven omstandigheden ook redelijk zijn dat ze zijn gemaakt. De gegeven omstandigheden zijn de volgende: - er ligt een advies van een onafhankelijke deskundige, de schadebeoordelingscommissie SAOZ. Dit bureau is gespecialiseerd in het beoordelen van planschade en haar adviezen daarover worden in de rechtspraak in het algemeen als betrouwbaar en zorgvuldig beschouwd; - de enige bijzondere omstandigheid, voorzover die al als bijzonder zou kunnen worden aangemerkt, is de 'hoge' leeftijd van bezwaarde (78); - er is ook bij heroverweging niet gebleken van kennelijke feiten en/of omstandigheden die wijzen op een onzorgvuldige afweging van de betrokken belangen en een onzorgvuldige procedure bij de totstandkoming van het SAOZ-advies of op een ondeugdelijke motivering daarvan. Wij achten dan ook geen redenen aanwezig om daarvan, verder dan een extra kostenvergoeding van f 712,-, af te wijken. Wij verwijzen ook nog naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: AbRS) van 20 januari 1998, inzake no. H01.96.0011 (AB 1998, 143), waarin is overwogen dat in het kader van de toepassing van artikel 49 van de WRO aanleiding kan -2-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2000 | | pagina 725