Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: 12503] Dienst/afdeling: JZ gestelde financiële belang daarbij, dat voortvloeit uit de door hem gedane investeringen in de bouw van de woning, biedt onvoldoende grond voor een ander oordeel. Aangezien ook anderszins niet is gebleken dat het bestreden besluit in aanmerking komt voor vernietiging op een der in artikel 8, eerste lid, van de Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen genoemde gronden, vloeit uit het vorenstaande voort dat het beroep moet worden verworpen". Vervolgens volgt de passage die de heer Holstein in zijn zienswijze aanhaalt. De betekenis van deze passage is naar onze mening niet anders, dan dat op het moment dat de voorwaarden voor de toepassing van bestuursdwang in werking treden, de heer Holstein staakt de bewoning van de kas aan de Neelstraat, er opnieuw een belangenafweging zal dienen plaats te vinden. Aan de ene kant het maatschappelijke belang dat gediend is bij de handhaving van het ruimtelijk beleid zoals dat in het bestemmingsplan "Buitengebied" verwoord is en aan de andere kant het individuele belang van (de rechtsopvolgers van) de heer Holstein. Dit individuele belang is gelegen in de handhaving van de woonbebouwing in de kas aan de Neelstraat. Het ruimtelijk beleid kan immers op dat moment gewijzigd zijn. Een en ander is thans echter (nog) niet aan de orde. Naar aanleiding van de negatieve beoordeling van zijn zienswijze in het conceptraadsvoorstel heeft de heer Holstein gebruik gemaakt van het spreekrecht tijdens de vergadering van de commissie Ruimtelijke Ordening van 15 augustus 2000. Tijdens de behandeling van het raadsvoorstel met betrekking tot de vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Prinsenbeek" heeft de raadscommissie Ruimtelijke Ordening in meerderheid te kennen gegeven af te willen van de gedoogsituatie waarin de heer Holstein momenteel verkeert. Men acht het onacceptabel om deze gedoogsituatie nog langere tijd te laten voortduren. Verscheidene raadsfracties hebben de wens uitgesproken dat een positieve oplossing gezocht moet worden ten behoeve van de heer Holstein. Het perceel van de heer Holstein is gelegen in het gebied met de bestemming en aanduiding "Agrarisch Gebied binnen de stadsregio en binnen de kernrandzone". Ten oosten van het perceel van de heer Holstein is een volwaardig glastuinbouwbedrijf gesitueerd, ten zuiden een agrarisch bedrijf, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf. Een bestemming van het perceel van de heer Holstein tot "woondoeleinden" zou deze bestaande agrarische bedrijven in hun bedrijfsvoering en ontwikkeling kunnen frustreren, hetzij nu, hetzij in de toekomst. Bovendien is het gemeentelijk en provinciaal beleid er op gericht om de nieuwvestiging van burgerwoningen in het buitengebied te voorkomen. Omdat het ruimtelijk beleid zoals verwoord in het voorliggende bestemmingsplan er op is gericht om de nieuwvestiging! omschakeling van en naar glastuinbouwbedrijven te voorkomen, achten wij het niet gewenst om het perceel van de heer Holstein te bestemmen tot "Agrarisch bouwvlak" met een aanduiding "Glastuinbouw bedrijven". Vanwege het vorengenoemde beleid, wordt voorgesteld om op het perceel van de heer Holstein een agrarisch bouwvlak te situeren rondom de bestaande aanwezige bedrijfsbebouwing. Binnen dit bouwvlak zal ook de bestaande" kaswoning" opgenomen worden als agrarische bedrijfswoning. De zienswijze van de heer Holstein is gegrond. -37-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2000 | | pagina 768