Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 12503]
Dienst/afdeling: JZ
bestemmingsplansystematiek van het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied" van de
voormalige gemeente Prinsenbeek. Er is gekozen voor een tweetal bestemingen: "Water" en
"Waterkering en/ of kade". Zowel de plankaart als de voorschriften zijn hierop aangepast.
De zienswijze van het Hoogheemraadschap is gegrond.
44. Rijppaert Peeters, Postbus 4068, 4900 CB Oosterhout, namens de heer en mevrouw C.
Mathijssen-Van Dijk, Overveldsestraat 10 te Prinsenbeek.
Inhoud zienswijze.
Naar de mening van de heer en mevrouw Mathijssen-Van Dijk wordt in het ontwerp van bestem
mingsplan een forse kans om te komen tot plattelandsvernieuwing gemist. De familie Mathijssen
staat een extensieve minicamping voor ten behoeve van een 40-tal kampeereenheden,
daarnaast groepskamperen van maximaal 50 personen in de bestaande schuur en meer in het
algemeen de vorming van een recreatief steunpunt met daghoreca. In het
ontwerpbestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden die de Wet op de
Openluchtrecreatie biedt. Deze zijn echter onvoldoende om daadwerkelijk op
bedrijfseconomisch verantwoorde wijze vorm te geven aan een gezonde bedrijfsvoering.
Daartoe zal op zijn minst de mogelijkheid van groepskamperen geboden moeten worden.
De familie Mathijssen is van mening, dat er juist in Prinsenbeek c.q. de kern daarvan in het
geheel geen voorzieningen aanwezig zijn die ruimte bieden aan recreatieve activiteiten zoals
deze thans voorstaan en ook feitelijk laten plaatsvinden: jeu de boules, nieuwjaarsreceptie
buurtverenigingen, handboogschutterij, voetbalvereniging met nevenactiviteiten als cabaret et
cetera. De stelling dat in de directe omgeving van de kern voldoende voorzieningen zouden
bestaan is ten enenmale onjuist.
De voorgenomen plannen van de familie Mathijssen passen naar hun mening uitstekend in het
landelijke beleid tot revitalisering van het platteland. Een dergelijke bestemming zou ook een
uitstekende overgang impliceren tussen enerzijds de kernrandzone, waartegen de gronden van
de familie Mathijssen gelegen zijn) en het agrarisch gebied zonder meer.
Geponeerd wordt de stelling, dat gelet op de versnelde uitstoot van agrarische functies in het
buiten-gebied, (lokale) overheden verplicht zijn om projecten als onderhavige met een zekere
welwillendheid te bezien. Gelet op de toekomstgerichte functie van het buitengebied moet
gedacht worden aan nieuwe functies in het buitengebied daar waar de agrarische -om
bedrijfseconomische redenen- niet meer haalbaar blijken te zijn. Betwist wordt dat het
provinciale en rijksbeleid zich verzet tegen dergelijke ontwikkelingen in het buitengebied.
Beoordeling zienswijze.
Op 13 februari 1998 hebben Provinciale Staten de partiele herziening van het Streekplan Noord-
Brabant vastgesteld. In deze herziening wordt een definitie gegeven van het begrip
plattelandsvernieuwing. Hieronder wordt begrepen het omvormingsproces van de huidige
functieverdeling op het platteland, waarbij agrarische functies zich zullen verdiepen of
verbreden (specialisatie, opzetten neventak), of wijken voor niet-agrarische functies, zoals
natuurontwikkeling en kleinschalige niet-agrarische activiteit.
De activiteiten die de heer en mevrouw Mathijssen voorstaan bij hun agrarische bedrijf aan de
Overveldsestraat 10 te Prinsenbeek passen naar onze mening niet in de definitie zoals de
provincie die hanteert in de genoemde partiele herziening van het Streekplan Noord-Brabant.
Bij het wijken van agrarische functies voor niet-agrarische functies, zoals natuurontwikkeling en
kleinschalige niet-agrarische activiteit, moet gedacht worden aan het beleid zoals de provincie
dat geformuleerd heeft voor vrijkomende agrarische bedrijfslocaties.
Het Streekplan 1992 bevat de volgende uitgangspunten voor het planologisch beleid ten
aanzien van vrijkomende agrarische bedrijfslocaties:
in het buitengebied dienen bebouwing en andere activiteiten die niet functioneel aan dat
gebied gebonden zijn te worden geweerd;
ter bescherming van landschappelijke waarden moet verdere verstening en verglazing van
het buitengebied worden tegengegaan; verdere verstening kan worden voorkomen door in
-45-