Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 12503]
Dienst/afdeling: JZ
Een rechtstreekse nieuwvestiging van agrarische bedrijven is op basis van deze bepalingen dan
ook niet mogelijk.
Genoemd bestemmingsplan geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid de eerder
genoemde bestemming te wijzigen in de bestemming "Agrarisch bouwblok" ten behoeve van
de vestiging van een volwaardig agrarisch bedrijf. Voorwaarden hierbij zijn onder andere dat de
belangen van natuur en landschap door de op te richten bebouwing niet in onevenredige mate
worden geschaad en advies wordt ingewonnen van de Adviescommissie Agrarische
Bouwaanvragen te Tilburg. Bestudering van de begripsbepalingen van het vigerende
bestemmingsplan "Buitengebied", leert echter dat een paarden-fokkerij niet wordt aangemerkt
als een agrarisch bedrijf. Voor de vestiging van een paardenfokkerij kan en mag de
wijzigingsbevoegdheid niet worden aangewend.
In het voorliggende bestemmingsplan "Buitengebied Prinsenbeek" krijgt het perceel op de hoek
Brielsedreef/ Essendreef de bestemming "Agrarisch gebied met landschappelijke waarden". In de
bij dit nieuwe plan behorende begripsbepalingen zal een paardenfokkerij wel als agrarisch
bedrijf worden aangemerkt. Op gronden met de bestemming "Agrarisch gebied met
landschappelijke waarden" mag echter geen nieuwvestiging van agrarische bedrijven
plaatsvinden. Deze bestemming is op deze gronden gelegd met als doel de nog steeds
aanwezige landschappelijke openheid te beschermen en te handhaven. Het gebied met deze
bestemming fungeert als landschappelijke zone tussen het intensief bebouwde agrarische
gebied en het relatief onbebouwde "Agrarische gebied met landschappelijke en natuurlijke
waarden". De visie van de heren Rooyakkers en Salman, dat de landschappelijke waarden van
het gehele omliggende gebied niet zodanig waardevol zijn, dat alle gronden verder
landschappelijk beschermd moeten worden delen wij niet. Ook ten aanzien van de stelling, dat
de landschapswaarden op het bewuste hoekperceel niet onevenredig worden aangetast door de
nieuwvestiging van de door de heer Fakkel beoogde paardenfokkerij zijn wij een andere mening
toegedaan.
De zienswijze van de heren Rooyakkers en Fakkel, dat in verband met de door de heer
Braspenning voorgenomen vestiging van een varkenshouderij op het betreffende perceel
verwachtingen zouden zijn gewekt wordt evenmin door ons gedeeld. Onderzoek heeft
uitgewezen, dat in de dossiers geen officiële correspondentie aanwezig is, waaruit kan worden
afgeleid dat aan het vestigingsverzoek van de heer Braspenning planologisch-juridische
medewerking zou worden verleend.
Wel is in de dossiers een conceptaanvraag voor de afgifte van een milieuvergunning van de heer
Braspenning gevonden. Deze conceptaanvraag had betrekking op de vestiging van een
varkenshouderij op de hoek Essendreef/ Brielsedreef. Naar aanleiding van de conceptaanvraag is
de milieudienst van de gemeente Breda tot de conclusie gekomen, dat de vestiging van de
varkenshouderij slechts mogelijk zal zijn als ammoniakrechten worden aangekocht. Dit is
waarschijnlijk mondeling aan de heer Braspenning medegedeeld, immers in het dossier is geen
briefwisseling met de heer Braspenning aangaande de aankoop van ammoniakrechten
aangetroffen. Ook zijn geen brieven van de heer Braspenning in het milieudossier
aangetroffen.
Betreft het indienen van een conceptaanvraag voor de afgifte van een milieuvergunning de start
van een procedure, er had ook een planologisch-juridische procedure opgestart moeten worden.
Immers op basis van het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied" van de voormalige
gemeente Prinsenbeek had aan het perceel een agrarisch bouwvlak toegekend moeten worden.
Vanwege de ligging van de grond binnen de bestemming "Landschappelijk waardevol agrarisch
gebied" is naast een positief advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen te
Tilburg een landschapstoets benodigd. Deze land-schapstoets moet uitwijzen of het landschap
ter plaatse door de bebouwing niet in onevenredige mate zou worden aangetast. Bovendien
had een wijzigingsplan op grond van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening
opgesteld moeten worden. In het kader van een dergelijke bestemmingsplan-herziening dient
een procedure gevoerd te worden waarbij de mogelijkheid tot het indienen van bezwaar
openstaat. Komen er bezwaren in, dan dienen burgemeester en wethouders een
belangenafweging te maken die negatief kan uitpakken voor aanvrager. Het wijzigingsplan
-50-