Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 12962]
Dienst/afdeling: JZ
Betreft:
Inleiding
Voorstel
Motivering/Toelichting
Agendapuntnummer 144
Aantal bijlagen:
Het afwijzen van een verzoek om planschadevergoeding op grond van artikel 49 van de Wet op
de Ruimtelijke Ordening.
Op 3 februari 1999 is een planschadeverzoek ingediend door Rijppaert Peeters, advocaten te
Oosterhout, namens de heer M.A.G. Oomen, Vogelbos 45 te Prinsenbeek (verzoeker). Het
planschadeverzoek is gebaseerd op artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Als gevolg van
de vaststelling van het bestemmingsplan "Hoek Velsgoed-Heikantsestraat" claimt verzoeker een
schade te hebben geleden van circa f 70.000,-- (zeventigduizend gulden). Deze schade wordt door
verzoekers als volgt onderbouwd. Noodgedwongen moest ter gedeeltelijke compensatie van het
privacyverlies een stuk grond aangekocht worden voor een bedrag van circa f. 20.000,--
(twintigduizend gulden). Daarnaast is er sprake van een waardevermindering van zijn woning ten
bedrage van f. 50.000,- (vijftigduizend gulden).
Te besluiten om het verzoek om planschadevergoeding van de heer M.A.G. Oomen, Vogelbos
45 te Prinsenbeek, ingediend door Rijppaert Peeters, advocaten te Oosterhout, af te wijzen
een en ander overeenkomstig het bij dit voorstel behorend conceptraadsbesluit.
Het planschadeverzoek van verzoeker is bij brief van 8 april 1999 voor advies in handen gesteld
van de schadebeoordelingscommissie, de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken te
Rotterdam.
Bij brief van 20 april 2000 heeft de schadebeoordelingscommissie het conceptadvies met
betrekking tot het planschadeverzoek van verzoeker uitgebracht. Bij brief van 19 juli 2000 is het
samengestelde definitieve advies van de schadebeoordelingscommissie ontvangen.
De schadebeoordelingscommissie adviseert uw raad het namens verzoeker ingediende verzoek
om vergoeding van schade ex artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening af te wijzen.
Deze commissie is tot de conclusie gekomen, dat de oprichting van woningbouw ten zuiden van
de woning van verzoeker niet heeft geleid tot een planologisch nadeliger positie waaruit op de
voet van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening voor vergoeding vatbare schade in
de vorm van waardevermindering is voortgevloeid.
De schadebeoordelingscommissie legt aan dit advies de navolgende motivering ten grondslag.
-1-
■Mfei