1
Hoofdstuk 1. INLEIDING
Op 1 oktober 2000 komt het bordeelverbod in het Wetboek van Strafrecht te vervallen. Hierdoor krijgen
gemeenten ruimere mogelijkheden tot het voeren van een prostitutiebeleid.
Met het voorstel tot opheffing van het bordeelverbod wordt beoogd aansluiting te zoeken bij de
maatschappelijke realiteit en het prostitutiebedrijf te erkennen als legale bedrijfstak.
Dit betekent dat het exploiteren van prostitutie in algemene zin niet langer strafbaar is gesteld en dat
gemeenten bij verordening voorschriften kunnen stellen. Vormen van onvrijwillige prostitutie (door
geweld, bedreiging met geweld, misbruik van overwicht, of misleiding) en prostitutie door minderjarigen
blijven strafbaar.
In deze notitie wordt het gemeentelijk beleid ten aanzien van prostitutie- en andere seksinrichtingen
geformuleerd.
Bij het ontwerpen van een nieuwe regeling is zoveel mogelijk aangesloten bij de bepalingen inzake seksin
richtingen, sekswinkels en arbeidsomstandigheden van prostituees uit de model Algemene Plaatselijke
Verordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna te noemen: "model APV")
Omwille van een goede afstemming en uniformering van beleid binnen de politieregio Midden en West
Brabant heeft een regionale werkgroep de regionale nota prostitutiebeleid opgesteld, waarin kaders en
handreikingen voor een regionaal prostitutiebeleid zijn opgenomen. Deze nota is vastgesteld door het
Regionaal College op 31 mei 2000. De regionale afspraken hebben onder meer betrekking op de doel
stellingen van gemeentelijk prostitutiebeleid (paragraaf 4.2), het sluitingsuur voor seksinrichtingen
(paragraaf 4.4), inrichtings- en brandveiligheidseisen voor prostitutiebedrijven (paragrafen 4,2.1) en het
handhavingsbeleid (hoofdstuk 6).
De model VNG-verordening en de regionale nota vormen het kader voor het nieuwe prostitutiebeleid van
de gemeente Breda.
In hoofdstuk 2 worden de verschillende verschijningsvormen van prostitutie- en seksinrichtingen
gedefinieerd. Reeds geruime tijd wordt een actief gedoogbeleid gevoerd (hoofdstuk 3). In hoofdstuk 4
worden de nieuwe beleidsuitgangspunten geformuleerd.
Een overgangsregeling voor bestaande seksinrichtingen is opgenomen in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 zijn
een aantal beleidsuitgangspunten m.b.t. handhaving opgenomen. Hoofdstuk 7 is de
communicatieparagraaf.
Aan het slot van elk hoofdstuk (m.u.v. de hoofdstukken 1 en 4) worden een aantal voorstellen gedaan.
Een overzicht van deze voorstellen is opgenomen in hoofdstuk 8.
Het conceptbesluit tot wijziging van hoofdstuk 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening Breda 1997
en de daarop gebaseerde beleidsregeling zijn opgenomen in de bijlagen.
Deze notitie is tot stand gekomen in de gemeentelijke werkgroep prostitutiebeleid waarin
vertegenwoordigers van gemeente, politie, Openbaar Ministerie zitting hebben. (Zie bijlage 1).