3.1.2 Escortbedrijven 3.1.3 Thuiswerk 3.1.4 Straat- en raamprostitutie 3.2. Overige seksinrichtingen en sekswinkels Thans is er geen regeling ten aanzien van de escortservice, aangezien de gemeente op basis van de autonome verordeningsbevoegdheid hiertoe geen mogelijkheden had. Een formeel wettelijke grondslag ontbreekt. Die is thans wel geschapen met het nieuwe artikel 151a Gemeentewet (zie paragraaf 4.2.2) Een escort-bemiddelingsbureau is geen prostitutiebedrijf, aangezien de handelingen zich niet daadwerkelijk binnen een seksinrichting plaatsvinden. Ten aanzien van thuiswerk(st)ers heeft zich in de loop der jaren een vaste gedragslijn ontwikkeld. Thuiswerk werd in principe ongemoeid gelaten, onder de voorwaarde dat er niet meer dan één prostituee aanwezig was. Een sluitingsbevel van de burgemeester op basis van artikel 66 van de APV Breda 1997 tegen een "thuiswerkster", die in haar woning meerdere meisjes als prostituee liet werken, werd door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 6 juni 2000 vernietigd omdat deze sluitingsbevoegdheid zich niet verdraagt met het in artikel 10 van de Grondwet neergelegde recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Volgens de afdeling kan dit recht uitsluitend worden beperkt door een wet in formele zin. Een mogelijkheid biedt artikel 174a Gemeentewet, echter in dat geval dient er sprake te zijn van een verstoring van de openbare orde en dient door middel van politierapportages overlast te worden aangetoond. Uit de parlementaire geschiedenis van artikel 174a Gemeentewet blijkt dat er sprake moet zijn van overlast, die in ernstige mate de veiligheid en de gezondheid van mensen in de omgeving moet raken. Wat precies verstaan moet worden onder ernstige overlast is uiteindelijk ter toetsing aan de rechter, hierover is nog geen vaste jurisprudentie ontwikkeld. Thuiswerk(st)ers worden dus in principe ongemoeid gelaten, indien er geen overlast wordt veroorzaakt. Indien uit politierapportages blijkt dat er sprake is van overlast kan er overigens civielrechtelijk (bijvoorbeeld op basis van een huurovereenkomst) of op grond van gemeentelijke regelgeving (overlast- bepalingen APV die betrekking hebben op de overlast van bezoekers op straat) tegen de thuiswerk(st)er en/of diens klanten worden opgetreden. Er zijn overigens nog (beperkte) mogelijkheden om bedrijfsmatige prostitutie in de woning op basis van het bestemmingsplan aan te pakken, indien als gevolg van die activiteiten er geen sprake meer is van een overwegende woonfunctie. In dat geval bestaat de mogelijkheid tot het opleggen van een dwangsom. Straat- en raamprostitutie is op basis van artikel 69 (uitlokken ontucht) van de APV Breda 1997 verboden. Deze vormen van prostitutie kunnen strafrechtelijk worden aangepakt. Op grond van artikel 68 van de APV Breda is er sprake van een verbod op seksbioscopen, seksclubs of seksautomatenhallen, behoudens ontheffing van de burgemeester. Deze seksinrichtingen dienen te worden onderscheiden van de sekswinkels. Op grond van artikel 67 van de APV Breda 1997 is het verboden seksartikelen openlijk ten toon te stellen of openlijk aan te bieden: a. wanneer men weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat dit door de wijze van ten toon stellen of aanbieden de openbare orde of rust in gevaar brengt b. anders dan overeenkomstig de door burgemeester en wethouders in het belang van de openbare orde of rust gestelde regels. Voor een seksinrichting (niet zijnde een prostitutiebedrijf) is dus een ontheffing op grond van de APV nodig, voor een sekswinkel niet. Vestiging van genoemde seksinrichtingen en sekswinkels wordt geregeld door het bestemmingsplan. 6

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2000 | | pagina 836