Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: 12754] Dienst/afdeling: ML Betreft: Inleiding Voorstel Motivering/Toelichting Agendapuntnummer 165 Aantal bijlagen: Beantwoording vraag van minister Pronk om al dan niet te kie zen voor de status van bevoegd gezag Wet bodembescherming Nadat in 1997 het kabinetsstandpunt over de vernieuwing van het bodemsaneringsbeleid verscheen, is (onder meer) gewerkt aan het slagvaardiger maken van de overheid. Bij de ontwikkeling van het wetsvoorstel Wet stedelijke vernieuwing (WSV) was het opheffen van stagnatie bij stedelijke vernieuwingsprocessen als gevolg van bodemverontreiniging ook een van de doelen. Dit past goed bij de lijn die uitgezet is in de Stadsvisie. Als gevolg hiervan is de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van bodemsaneringstaken in het stedelijk gebied in het wetsvoorstel WSV bij de rechtstreekse gemeenten gelegd. Mede daardoor is in het DUIV-overleg (bestuurlijk overleg tussen Rijk, Provincies, Waterschappen en gemeenten) een nieuwe taakverdeling besproken en aanvaard die met name de gemeenten slagvaardiger moet maken en die er daarom van uitgaat dat de rechtstreekse gemeenten alle taken en verantwoordelijkheden in het kader van de Wet bodembescherming voor hun gehele grondgebied overgedragen krijgen (wanneer zij dat wensen). De minister van VROM verzoekt om hem vóór 1 juli 2000 een door het College gedragen besluit mee te delen óf de gemeente Breda de attributie van taken en bevoegdheden van de Wet bodembescherming wenst en zo ja, de termijn waarbinnen die attributie gewenst wordt. De bekrachtiging van dit besluit door de Raad dient vóór 1 oktober 2000 te worden bevestigd. De rol van bevoegd gezag via attributie, te aanvaarden per 1-1-2003 onder de voorwaarde dat de toegezegde adequate vergoeding voor de apparaatskosten deze ook inderdaad dekt. Wat is de stand van zaken De verantwoordelijkheid voor de programmering en uitvoering van de bodemsaneringstaken in het stedelijk gebied in het wetsvoorstel WSV is per 1-1-2000 bij de rechtstreekse gemeenten gelegd evenals het budgethouderschap van de bodemsaneringsgelden die aan het WSV-budget zijn toegevoegd. Een rechtstreekse gemeente is al verantwoordelijk voor de totstandkoming (in uiterlijk 2004) van een totaalbeeld van alle bodemverontreiniging binnen haar stedelijk gebied. Ook de verantwoordelijkheid voor het realiseren van medefinanciering uit de markt (door de minister wordt vastgehouden aan een door de gemeente te realiseren marktbijdrage van 75% van de totale saneringsgelden) en de daarbij horende risico's zijn al bij de rechtstreekse gemeente neergelegd. De minister wil nu door rechtstreekse gemeenten de status van bevoegd gezag WBB te geven het volledige instrumentarium inclusief alle taken en verantwoordelijkheden aan de rechtstreekse gemeenten geven zodat de gemeente beschikt over de maximale capaciteiten om stagnatie in stadsvernieuwingsprocessen op te heffen en de aanpak van bodemverontreiniging op maatschappelijke ontwikkelingen af te stemmen. Wat gebeurt er als de gemeente niets doet De gemeente Breda is voor het stedelijk gebied (op grond van de WSV) verantwoordelijk voor planning, programmering, financiering en uitvoering van alle bodemsaneringen (25% uit ISV- budget en 75% uit de markt te genereren). Met de huidige verdeling van taken tussen gemeente en provincie op grond van de WSV en de WBB blijft de provincie (op grond van de WBB) volledig bevoegd voor het landelijk gebied en voor het stedelijk gebied alleen nog als toetsend en handhavend gezag. De gemeente zal naar de provincie moeten voor het laten vaststellen van saneringstijdstip. Maar ook voor het inzetten van het juridisch instrumentarium (afdwingen van een onderzoek of sanering) moet de gemeente met een verzoek naar de provincie. -1-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2000 | | pagina 952