Gemeente Breda
Raadsbesluit
Registratienr: 17112]
Dienst/afdeling: BEL
Aantal bijlagen:
De raad van de gemeente Breda;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders en met overname van de
daarin vermelde overwegingen;
gelet op de artikelen 220 tot en met 220h en 229d, eerste lid, aanhef en onderdeel a, en tweede
lid, en artikel 255a van de Gemeentewet;
besluit:
vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen
2002.
Artikel 1
Belastingplicht
1Onder de naam 'onroerende-zaakbelastingen' worden terzake van binnen de gemeente
gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven:
a. een gebruikersbelasting van degene die - naar de omstandigheden beoordeeld -
bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak al dan niet krachtens
eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;
b. een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een
onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.
2. Met betrekking tot de gebruikersbelasting wordt:
a. gebruik door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door de in
artikel 231, tweede lid, onderdeel b., van de Gemeentewet bedoelde
gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden;
b. gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is
gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft
gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven is bevoegd de belasting
als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;
c. het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik
aangemerkt als gebruik door degene die onroerende zaak ter beschikking heeft
gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd
de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking
is gesteld.
3. Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit
of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de
kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende
krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Artikel 2
Belastingobject
Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet
waardering onroerende zaken (Stb. 1994, 874).