Artikel 5 Belastingtarieven 1Voor elke volle 2.268,00 van de heffingsmaatstaf bedraagt a. de gebruikersbelasting: 1voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen 2. voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen b. de eigenarenbelasting: 1voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen 2. onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 2. Geen belasting wordt geheven indien de heffingsmaatstaf van de onroerende beneden 11.340,00. Artikel 6 Wijze van heffing De belastingen worden bij wege van aanslag geheven. Artikel 7 Lokale lastenverlichting 1Het bedrag van de belasting, bedoeld in artikel 1eerste lid, onder a, wordt voor het gebruik van onroerende zaken, steeds voor zover het betreft zaken die geheel of gedeeltelijk tot woning dienen, verminderd met een bedrag van 45,38. 2. Indien het bedrag na een vermindering als bedoeld in het eerste lid negatief is, wordt een aanslag tot dit negatieve bedrag vastgesteld. 3. Indien ter zake van de in artikel 1eerste lid, onder a, bedoelde belasting, het op de voet van artikel 255 van de Gemeentewet kwijt te schelden bedrag lager is dan het bedrag dat zou zijn kwijtgescholden indien de vermindering, bedoeld in het eerste lid, niet was toegepast, wordt het verschil tussen die bedragen door de in artikel 231tweede lid, onderdeel c., van de Gemeente wet bedoelde gemeenteambtenaar bij een voor administratief beroep bij het college van burgemeester en wethouders vatbare beschikking vastgesteld en uitbetaald aan degene die om kwijtschelding verzoekt. Artikel 8 Termijnen van betaling 1. De aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt, ingeval het bedrag van de aanslag(en) onroerende zaakbelastingen meer bedraagt dan 2.500,00, dat dit bedrag moet worden betaald op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld. 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt, ingeval machtiging is verleend tot automatische incasso en het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen gemeentelijke fiscale heffingen 100,00 of meer doch niet meer dan 2.500,00 bedraagt, dat de aanslagen moeten worden betaald in 10 gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de 28e dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 4. De in het derde lid bedoelde machtiging tot automatische incasso wordt geacht niet te zijn verleend indien twee van de tien termijnen niet zijn betaald doordat automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige niet mogelijk blijkt dan wel binnen één maand na afschrijving zijn gestorneerd. Alsdan gelden de betaaltermijnen als bedoeld in het eerste lid. 2,55 2,05 3,69 2,96 zaak blijft 3

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2001 | | pagina 1056