Artikel 2 Belastingobjecten In dit artikel is de tekst van het artikel 220a van de Gemeentewet overgenomen. Artikel 3 Maatstaf van heffing Algemeen Met betrekking tot de term 'maatstaf van heffing' of 'heffingsmaatstaf wordt opgemerkt dat de eerste term wordt gebruikt in de algemene zin; en de tweede in concrete zin (de concrete waarde van een onroerende zaak). Daarom is in de aanhef van artikel 3 sprake van 'maatstaf van heffing' en in het vervolg van de verordening steeds over 'heffingsmaatstaf. Eerste lid In het eerste lid is de tekst van het nieuwe artikel 220c van de Gemeentewet overgenomen. Opgemerkt wordt dat ook tussentijdse waardebeschikkingen kunnen worden afgegeven (artikelen 25 en 26 van de Wet WOZ). Ingevolge deze artikelen treden die tussentijdse waardebeschikkingen in de plaats van een eerder afgegeven waardebeschikking en gelden deze ook voor een bepaald tijdvak. Tweede lid Het tweede lid is een zgn. 'vangnet-bepaling' en voorziet erin dat indien voor een onroerende zaak onverhoopt geen WOZ-beschikking is vastgesteld, toch een aanslag kan worden opgelegd. De memorie van toelichting noemt als voorbeeld het geval dat een WOZ-beschikking door de rechter is vernietigd vanwege een fout in de objectafbakening. De waardebepaling geschiedt dan zoveel mogelijk op gelijke wijze als voor de andere onroerende zaken, waarvoor wel een WOZ-beschikking is vastgesteld. In de memorie van toelichting wordt opgemerkt dat de waardebepaling in deze gevallen alleen voor het betreffende kalenderjaar geldt. Zolang er geen WOZ-beschikking is, dient de waardebepaling dus voor elk kalenderjaar plaats te vinden. Artikel 4 Vrijstellingen Algemeen In de onderdelen a. tot en met i. zijn de verplichte vrijstellingen opgenomen. De vrijstellingen in de onderdelen j. en k. zijn facultatief. De opzet van de vrijstellingen is erop gericht dat bij het bepalen van de maatstaf van heffing de waarde van de in de onderdelen a. tot en met k. opgesomde zaken buiten aanmerking worden gelaten. Onderdeel a. Op grond van dit onderdeel is de ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond vrijgesteld. Men spreekt hier wel van de 'cultuurgrondvrijstelling'. Of er sprake is van landbouw moet worden beoordeeld aan de hand van artikel 1, eerste lid, onderdeel b. van de Pachtwet (Stb. 1958, 37). Daarnaast zijn in dit onderdeel vrijgesteld de bedrijfsmatig geëxploiteerde tuinbouwkassen waarin sprake is van substraatteelt. Substraatteelt is de kweek of teelt van gewassen, zonder de ondergrond als voedingbodem te gebruiken. Onderdeel b. Ingevolge dit onderdeel zijn de bedrijfsmatig geëxploiteerde tuinbouwkassen vrijgesteld waarin sprake is van teelt of kweek van gewassen waarbij de ondergrond als voedingsbodem dient.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2001 | | pagina 1059