De raad van de gemeente Breda;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders en met overname van de
daarin vermelde overwegingen;
gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;
besluit:
vast te stellen de volgende "Verordening hondenbelasting Breda 2002"
Artikel 1
Belastbaar feit
Onder de naam "hondenbelasting" wordt een directe belasting geheven op honden die binnen de
gemeente worden gehouden.
Artikel 2
Belastingplicht
1Belastingplichtig is de houder van een hond.
2. Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft,
tenzij blijkt dat een ander de houder is.
3. Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden
van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet
bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.
Artikel 3
Vrijstellingen
De belasting wordt niet geheven ter zake van honden:
a. die uitsluitend dienen om blinde personen te leiden;
b. die door de "Stichting Hulphond Nederland" als gehandicaptenhond aan een gehandicapte ter
beschikking zijn gesteld;
c. die in een hondenasiel verblijven, indien de eigenaar van een dergelijke inrichting houder is van
een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de dierenbescherming (Wet van 25
januari 1961, Stb. 19);
d. die uitsluitend ten verkoop in voorraad worden gehouden door een houder met een vergunning
als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de dierenbescherming.
e. die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij tezamen met de moederhond worden
gehouden.
Artikel 4
Maatstaf van heffing
De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.