Artikel 10
Maatstaf en tarief
De heffingsmaatstaf voor het reinigingsrecht is het hebben van een extra afvalcontainer.
Degene die een of meer extra afvalcontainers heeft aangevraagd, betaalt een bedrag per extra
afvalcontainer.
Artikel 11
Ontslaan van de belastingschuld
Met dit artikel wordt tot uitdrukking gebracht dat het reinigingsrecht een tijdstipheffing is. Het
bezit van een extra afvalcontainer op de peildatum 1 april van het belastingjaar of het op
aanvraag verkrijgen van een extra afvalcontainer op een later tijdstip, doet de materiële
belastingplicht terzake van het reinigingsrecht ontstaan. Doordat voor een tijdstipheffing is
gekozen betekent dit dat bij een tussentijdse teruggaaf van de extra afvalcontainer aan de
gemeente, er geen (partiële) restitutie van het reinigingsrecht plaatsvindt. Dit is mede
gebaseerd op het gegeven dat het verschuldigde reinigingsrecht per extra afvalcontainer
€47,16 bedraagt, terwijl de gemiddelde gemeentelijke kosten per extra afvalcontainer
ongeveer 90,00 bedragen.
Artikel 12
Termijnen van betaling
Eerste lid
De termijnen van betaling zoals deze voorkomen in artikel 250 van de Gemeentewet zijn
overeenkomstig in dit lid opgenomen. In verband met het verenigen van aanslagen op één
aanslagbiljet zijn deze termijnen analoog aan die voor de onroerende-zaakbelastingen,
hondenbelasting en het rioolrecht, vastgesteld.
Tweede lid
Het tweede lid voorziet in de mogelijkheid dat van de termijnen die zijn genoemd in artikel 9 van
de Invorderingswet kan worden afgeweken. Zulks is het geval indien terzake van het
reinigingsrecht een afzonderlijke aanslagbiljet -waarop verder geen andere gemeentelijke
belastingaanslagen zijn vermeld- wordt uitgereikt. In deze gevallen is er sprake van één
betaaltermijn van maximaal één kalendermaand
Derde lid
Ingevolge het derde lid is het mogelijk de aanslag(en) onroerende-zaakbelastingen in 10 gelijke
maandelijkse termijnen te voldoen, mits het totaal van de op één aanslagbiljet vermelde
aanslagen gemeentelijke fiscale heffingen 100,- of meer doch niet meer dan 2.500,00
bedraagt én machtiging is verleend tot automatische incasso. De eerste termijn vervalt op de
28e van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is
vermeld en elke volgende termijn telkens een maand later.
Vierde lid
Dit lid voorziet erin dat, voor zover twee van de tien termijnen niet zijn betaald doordat de
automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige niet mogelijk blijkt, de
machtiging als bedoeld in het tweede lid geacht wordt niet te zijn verleend. Alsdan gelden de
betaaltermijnen als bedoeld in het eerste lid. Dit is eveneens het geval indien twee van de zes
betaaltermijnen binnen een maand na afschrijving zijn gestorneerd.
w