De raad van de gemeente Breda;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders en met overname van de
daarin vermelde overwegingen;
gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Gemeentewet;
besluit:
vast te stellen de volgende verordening: Verordening op de heffing en de invordering
rioolrechten 2002.
Artikel 1
Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt:
a. Onder gemeentelijke riolering mede het voor de openbare dienst bestemde gemeentewater
begrepen;
b. onder afvalwater verstaan water en stoffen die worden afgevoerd via de gemeentelijke
riolering;
c. onder eigendom verstaan een roerende of een onroerende zaak;
d. onder verbruiksperiode verstaan de periode waarop de afrekening van het
waterleidingbedrijf betrekking heeft.
Artikel 2
Belastbaar feit en belastingplicht
1Onder de naam "rioolrecht" wordt geheven:
een recht van de gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op
de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.
2. Met betrekking tot het recht als bedoeld in het eerste lid, wordt als gebruiker aangemerkt:
a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld het eigendom al dan niet krachtens
een zakelijk of persoonlijk recht gebruikt;
b. ingeval een gedeelte van een eigendom - niet een gedeelte als bedoeld in artikel 3 ten
gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan.
Artikel 3
Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om
als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, worden die rechten geheven ter zake van elk als
zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten
tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één eigendom worden aangemerkt.
Artikel 4
Maatstaf van heffing
1Het recht als bedoeld in artikel 2, wordt geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater
dat vanuit het eigendom wordt afgevoerd.
2. Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat
aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het eigendom is
toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van
twaalf maanden wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij
die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.