Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 17039]
Dienst/afdeling: CAP
Negatieve publiciteit
Schuldvraag
Besluit tot opheffing
In de regionale en landelijke dagbladen zijn de afgelopen maanden regelmatig negatieve publicaties
verschenen over de bestuursacademie. Dit ging zelfs zo ver dat de bestuursacademies onderlinge via
de pers de vuile was gingen buiten hangen.
Naar aanleiding van deze publicaties heeft de gemeente Breda contact gezocht met de interim
manager met het verzoek deze publicaties achterwege te laten in het belang van alle partijen.
Inmiddels is hierover een bericht ontvangen dat dit voortaan niet meer zal gebeuren.
Over de schuldvraag zijn tijdens de overlegsituaties veel vragen gesteld. Uit de antwoorden is duidelijk
geworden dat een complex aan factoren hebben geleid tot de situatie zoals die nu ontstaan is.
Omdat de meeste bevoegdheden in een gemeenschappelijke regeling worden overgedragen aan een
dagelijks bestuur van de bestuursacademie, kan het dagelijks bestuur verweten worden dat het de
deelnemers eerder had moeten informeren. Dit is tijdens de overlegbijeenkomsten meermalen
uitgesproken. Daarbij is ook nagegaan of individuele bestuursleden binnen een gemeenschappelijke
regeling aansprakelijk gesteld kunnen worden.
Dit blijkt niet het geval te zijn mits sprake is van bewezen frauduleuze praktijken. Op dit moment zijn
daarvoor geen aanwijzingen. Bovendien zijn alle deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling zelf
verantwoordelijk voor controle op het dagelijks bestuur. Dit is nauwelijks gebeurd.
Al met al leidt de schuldvraag niet tot een ander besluitvormingsproces dan voorgesteld in de brief van
9 oktober 2001
Aan de orde is derhalve het nemen van een besluit tot opheffing van de gemeenschappelijke regeling
per 1 januari 2002.
Het nemen van een besluit tot opheffing van de gemeenschappelijke regeling per 1 januari 2002 kent
de volgende scenario's:
1Tweederde of meer (98) van de deelnemers besluit tot beëindiging van de regeling en daarmee is
besluit effectief. Het algemeen bestuur van de BAZN zorgt dan voor liquidatie en brengt het
bestuursonderwijs in het zuiden onder in een nieuwe organisatie, waarbij nu wordt uitgegaan van
een fusie met Fontys Bedrijfshogeschool. Gemeenten zijn daarna vrij om gebruik te maken van de
diensten van deze nieuwe organisatie.
2. Een meerderheid (=74), maar minder dan tweederde van de deelnemers besluit tot beëindiging
van de regeling. Het algemeen bestuur van de BAZN is dan niet gemachtigd over te gaan tot
beëindiging van de regeling en zal de exploitatie moeten voortzetten. Van de meerderheid van
deelnemers die heeft gestemd voor beëindiging van de regeling kan dan elke deelnemer zelf
besluiten uit de regeling te stappen. De meerderheid kan het algemeen bestuur daarbij verzoeken
bijgevoegde uittrederegeling zodanig te wijzigen dat de toekomstige exploitatietekorten niet meer
ten laste van de uittredende deelnemers mogen worden gebracht.
3. Een minderheid stemt voor beëindigen van de regeling. Het algemeen bestuur is dan niet
gemachtigd tot beëindiging over te gaan en zal de exploitatie moeten voortzetten. Ook dan
kunnen deelnemers zelf uit de regeling stappen. De structurele kosten voor voortzetting komen
dan voor rekening van de deelnemers die de regeling niet wilden beëindigen. De minderheid
wordt na betaling van de uitstapbijdrage van de uittreders voor tien jaar met een aflopend
percentage van 10% per jaar aansprakelijk voor het bijpassen van de te verwachten
exploitatietekorten.
Op het moment van opstellen van dit voorstel is niet duidelijk of een meerderheid dan wel een
twee/derde meerderheid voor de opheffing zal stemmen.
Het beëindigen van de gemeenschappelijke regeling en fusie met Fontys is voor de deelnemers en
dus ook voor de gemeente Breda de goedkoopste oplossing. Het geheel beëindigen van het
bestuursonderwijs is een veel duurdere oplossing omdat in dat geval alle activiteiten stoppen en voor
alle medewerkers een kostbaar sociaal plan moet worden uitgevoerd.
-3-
