Gemeente Breda Registratienr: 16425] RaadsvoorstelDienst/afdeling: JZ De opzet van het plan geeft geen mogelijkheden het door appellante bedoelde strandje te handhaven. Er blijven aan de Asterdplas echter nog voldoende mogelijkheden over om te recreeren. Conclusie Deze zienswijzen, met uitzondering van de zienswijzen inzake de sloot langs de Asterkraag, ongegrond te verklaren. 39. E.J. Kentie. Inhoud zienswijzen. Heeft begrip voor het feit dat de indertijd geplande camping niet meer wordt gerealiseerd. Dit zou de verbinding tussen het buitengebied en de landgoederenzone volledig afsluiten. Wil echter wel pleiten voor aanleg van de jachthaven omdat deze slechts een geringe aantasting zou geven van het gebied vanwege de grootte van deze voorziening. Bovendien geeft appellant argumenten waarom een jachthaven ter plaatse gerealiseerd zou kunnen worden. De aantasting zou in ieder geval aanzienlijk minder zijn dan bij de geplande woningbouw. Appellant verzoekt de gemeente dan ook op basis van de in de zienwijzen genoemde argumenten de jachthaven aan te leggen zoals destijds is beloofd. Het niet aanleggen hiervan zal leiden tot een waardedaling van zijn woning en hij zal dan ook een beroep moeten doen op de planschaderegling indien niet aan zijn wensen tegemoet wordt gekomen. Appellant spreekt voorts zijn vrees uit dat na realisatie van het plan er nog een uitbreiding van het gebied zal volgen. Vindt in principe dat het gebied in zijn huidige omvang, afgezien van de jachthaven, is afgerond. Indien de gemeente toch het plan wil doorzetten adviseert appellant het plan in zuidelijke richting te verleggen zodat verder van de plas afwordt gebouwd. Beoordeling Zoals in het algemene beoordeling al is aangegeven is het exploitatietechnisch niet mogelijk een dergelijke voorziening in te richten. Bovendien zou het thans ook niet meer mogelijk zijn op de indertijd voorgestelde locatie een dergelijke voorziening aan te leggen omdat een groot gedeelte van dit gebied in het Streekplan 1992 is aangemerkt als Groene Hoofdstructuur. Binnen deze gebieden mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden tenzij er een zwaarwegend maatschappelijk belang aan ten grondslag ligt, geen alternatieven voorhanden zijn en voldoende natuurcompensatie wordt geboden. Van een zwaarwegend maatschappelijk belang is in dit geval geen sprake. Een verdere uitbreiding van het woongebied is in de toekomst niet te verwachten, gezien de stautus van de Groene Hoofdstructuur en de inrichting tot natuurgebied. Het verleggen van het woongebied in zuidelijke richting behoort niet tot de mogelijkheden omdat hier de ecologische, landschappelijke en milieuhugienische situatie zich tegen verzetten. Met het huidige opzet is een meest optimale benutting van de mogelijkheden gerealiseerd waarbij toch ook rekening is gehouden met de kwaliteiten van het omringende gebied. Conclusie Deze zienswijzen ongegrond te verklaren. 40. E. en M. Snoeren. Inhoud zienswijzen. Appellanten zijn tegen de woningbouwplannen in het plangebied. Door de woningbouw zal de ecologische structuur worden ontwricht. Bovendien is de Asterdkraag niet berekend op de toename van het verkeer door de uitbreiding. Appellanten hebben bezwaar tegen de voorgestelde hoogten van de ter realiseren bebouwing. In het oorspronkelijke plan voor de bestaande wijk Asterd moest rekening worden gehouden met het landelijke karakter van de zuidrand. De bebouwingsvoorschriften waren hierop aangepast (goothogte maximaal 5,70 meter). In het plan Afronding Asterd wordt nu een maximale hoogte voorgeschreven van 7,50 meter. Het uitzicht op de landelijke omgeving zal nu ernstig worden belemmerd. Verzoeken de hoogten van de bebouwing af te stemmen op de bestaande wijk. Beoordeling. Voor de beoordeling van deze ziensiwjzen wordt in zijn geheel verwezen naar de algemene beoordeling.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2001 | | pagina 1187