Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 16425]
Dienst/afdeling: JZ
appellant worden vernietigd. Ook zal door de nieuwbouw de relatie en daarmee de verhoudingen
tussen de Asterdplas en de natuur grotendeels komen te vervallen. Hierdoor worden de unieke
landschappelijke verhoudingen teniet gedaan.
Bovendien zou onvoldoende voorzien zijn in speelruimte voor de kinderen in het oostelijk deel van de
wijk. Het geplande speelveld in het plangebied is te klein, ligt vanuit verkeersveiligheidsoogpunt
verkeerd en ook de situering naast een hondenuitlaatplaats is slecht gekozen. Meer en betere
speelvoorzieningen zouden dan ook alsnog moeten worden meegenomen.
Ook zal door de uitbreiding met woningbouw de Asterdkraag bovenmatig met verkeer (ook
bouwverkeer) worden belast waardoor deze onveilig zal worden. Deze toename van het verkeer zal
voorts tot gevolg hebben dat de kinderen niet meer op straat kunnen spelen. Een andere deugdelijke
oplossing zou op zijn plaats zijn.
Met het bestemmingsplan wordt geweld gedaan aan de eerdere toezegging over een recreatieve
invulling van het betreffende gebied.
Beoordeling.
Het door de appellant aangehaalde verhaal van Opdam is een algemeen geldend verhaal, maar zeker
waar. Echter de realiteit in de huidige verbinding van de landgoederenzone met de Mark en het
Haagsche Beemden bos is dat er nu wel ruimte is, maar weinig tot geen natuur(gebied). De
landbouwgebieden hebben door hun intensief gebruik nog maar weinig natuurwaarde behoudens de
natuur in enkele diepe sloten. Juist die natte infrastructuur wordt nu in dit plan behoorlijk versterkt. In
de Markbeemden zijn onlangs, vooruitlopend op dit plan, al vele sloten weer uitgegraven en van
natuurvriendelijke oevers voorzien De verdwenen landschappelijke aankleding met knotbomen,
elzensingels, bosjes etc wordt ook teruggebracht. Ook worden weer omstandigheden geschapen dat
kwel weer de plantenontwikkeling kan aansturen. Hierdoor wordt de versmalling ons inziens
ruimschoots gecompenseerd.
Door de uitvoering van deze maatregelen, betaald door de aanleg van de nieuwbouwwijk, wordt dus
juist de natuur versterkt. De autonome ontwikkeling van dit gebied (zonder financiële injectie) zou
hooguit een stopzetting van verdere achteruitgang van het gebied betekenen.
Ten behoeve van de speelvoorzieningen is in het plan een kavel van ruim 1200 m2 gereserveerd.
Hierop kan een trapveld worden gerealiseerd. De ligging langs de ontsluitingsweg behoeft geen
gevaar op te leveren omdat deze weg slechts gebruikt zal gaan worden door de bewoners van de 47
te bouwen woningen. Bovendien zal deze weg tot 30-km-zone worden verheven waardoor ook de
snelheid waarmee gereden mag worden wordt ingeperkt. Vanuit een oogpunt van sociale controle en
is de locatie geschikt voor de voorgestelde functie.
Conclusie.
Deze zienwijze ongegrond te verklaren.
43. W.H. Dijkstra-van den Oever.
Inhoud zienswijzen.
Appellanten hebben bezwaar tegen het feit dat achter hun woningen een sloot wordt verbreed.
Kunnen niet inzien waarom nu het gebied niet meer betreden zou mogen worden terwijl dit reeds jaren
gebeurd. Appellanten vinden het graven van een bredere sloot om diverse redenen volstrekt
overbodig. Bovendien zal het graven van een bredere sloot de grondwaterstand negatief beinvloeden.
Dit zal wellicht weer leiden tot schade aan de aangrenzende eigendommen.
Hebben voorts problemen met het bouwen van woningen in het natuurgebied terwijl een camping en
jachthaven waren voorzien.
Er zijn geen nieuwe metingen gehouden om de geluidsbelasting van de nabijgelegen industrie en
wegen op de bestaande en de nieuwe woningen vast te stellen. Hiervan is in het plan niets gebleken.
Door de nieuwbouw zal de verkeersdruk op de Asterdkraag toenemen. Dit zal tot verkeersonveilige
situaties leiden. Voorts liggen de nieuwe woningen te ver van een stopplaats voor openbaar vervoer.
De verkaveling en bebouwing sluiten niet aan bij de bestaande wijk Asterd en heeft volgens
appellanten dan ook niets te maken met een afronding van de wijk Asterd.
De bebouwing van het plangebied zal volgens appellanten zeker niet bijdragen tot een versterking van
de natuur. Onduidelijk is en blijft op welke manier deze versterking nu zal plaats vinden. Bovendien
blijkt uit niets dat de gereserveerde gelden voor natuurontwikkeling ook daadwerkelijk daarvoor
ingezet zullen worden. Bij tegenvallende resultaten wordt gevreesd dat een versterking door
verbetering achterwege zal blijven. Er zal meer zekerheid gegeven moeten worden over de
van de natuurwaarden.
-14-