Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 16425]
Dienst/afdeling: JZ
Beoordeling.
De ontwikkeling van de wijk Asterd heeft medio jaren tachtig plaatsgevonden op basis van een
stedenbouwkundig ontwerp dat onderdeel uitmaakte van een realisatieovereenkomst tussen Volker
Stevin en de gemeente Breda. Vervolgens is gebouwd in het gebied met toepassing van het
toenmalige artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Tegen deze procedures stonden de
normale bezwaar- en beroepsprocedures open. Het woongedeelte is in de jaren negentig opgenomen
in het bestemmingsplan Haagse Beemden. Het is van het begin af aan de bedoeling geweest het
volledige plan te realiseren. Om diverse redenen, en hiervoor wordt verwezen naar punt 1 van de
algemene beoordeling van zienswijzen, is het niet mogelijk gebleken de geplande
recreatievoorzieningen te realiseren. De gemeenteraad van Breda heeft indertijd dan ook besloten
Volker Stevin te ontheffen van deze verplichting. Nu is een nieuwe beoordeling gemaakt van het
gebied inzake herontwikkeling op basis waarvan het onderhavige bestemmingsplan Afronding Asterd
is ontstaan. Hiertegen staan de in de Wet op de Ruimtelijke Ordening opgenomen
verweermogelijkheden (zienswijzen gemeenteraad, bedenkingen Gedeputeerde Staten en beroep
Raad van State) open. Op geen enkele wijze zijn de grenzen tussen het privaat- en publiekrecht
overschreden.
In het advies van de Provinciale Planologische Commissie (PPC)in het kader van het vooroverleg is
aangegeven dat het plan op een aantal onderdelen aangepast en verder uitgewerkt diende te
worden. De toelichting en de voorschriften zijn hierop diverse punten aangepast.
Gesteld wordt dat niet alleen het financiële verlies op de bestaande wijk Asterd heeft geleid tot het
opstellen van het bestemmingsplan Afronding Asterd. Een totale belangenafweging heeft uiteindelijk
de huidige opzet tot gevolg gehad. Gedacht moet hierbij worden aan stedenbouwkundige belangen,
volkshuisvestingsbelangen, landschappelijke en waterhuishoudkundige, milieutechnische belangen en
financiële belangen in het kader van de economische uitvoerbaarheid van het plan. Voor een
stedenbouwkundige verantwoording wordt verwezen naar hetgeen hierover in de toelichting is
opgenomen. In het plan is juist wel rekening gehouden met de omgeving. Zo zal in het plangebied op
grote kavels worden gebouwd zodat ook binnen de nieuwe wijk een groen karakter zal ontstaan, aan
de zijde van het onbebouwd gebied worden de achtertuinen van de nieuwe woningen naar die zijde
gericht, er ontstaat een bufferzone tussen de nieuwe woonwijk en de Markmeander (GHS), het
overblijvende onbebouwde plangebied wordt verder ingericht om natuurwaarden te ontwikkelen dan
wel voor zover nodig te herstellen en de bestemmingen van de aan het nieuwe woongebied
grenzende gronden zijn hierop aangepast.
Met de in die zinsnede bedoelde compensatie wordt gerefereerd aan het beheers- en inrichtingenplan
voor het onbebouwde gebied tussen de woonwijk en de rivier de Mark. Deze maatregelen zijn terug
te vinden in paragraaf 6.2 inzake inrichting en beheer natuur en landschap.
De gemiste onderbouwing van de inventarisaties staat wel degelijk in het bestemmingsplan (paragraaf
3.2). De onderliggende vegetatiekarteringen zijn terug te vinden in een aantal rapporten van Groen
Holland BV in opdracht van de gemeente Breda.
Verder gelden voor het te bebouwen gebied geen aparte beschermingsregelingen. Er ligt bij Breda
zonder meer geen beschermingsgebied dat onder de vogelrichtlijn valt. Tevens komen er in de
bedoelde weilanden geen zeldzame zoogdieren, amfibieën of reptielen voor waarop de Habitatrichtlijn
van toepassing zou zijn. Er komen in het totale plangebied wel zeldzame vogelsoorten voor als het
ijsvogeltje en diverse roofvogels en verder beschermde amfibieën, maar voor deze soorten wordt nu
juist het huidige natuurgebied vergroot en versterkt. De weilanden waarop nu gebouwd gaat worden
hadden weinig natuurwaarde meer en zouden die bij een autonome ontwikkeling ook niet krijgen.
Alleen de waterschapssloot was hier nog waardevol en die wordt alleen op een andere plaats
gesitueerd.
Conclusie.
Deze zienswijzen ongegrond te verklaren.
55. Brabantse Milieufederatie mede namens IVN Mark en Donge.
Inhoud zienswijzen.
Locatie is waardevol vanwege de bijzondere bodem- en watersituatie en biedt mogelijkheden voor
natuurontwikkeling. Bebouwing van dit gebied is in strijd met het water- en natuurbeleid van de
provincie en met name de nieuwe benadering in het Streekplan 2002. Volgens het ontwerp-streekplan
zal dit gebied deel uit gaan maken van de Groene Hoofdstructuur.
-18-