Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: 14570] Dienst/afdeling: JZ indiening moet leiden tot het niet ontvankelijk verklaren hiervan. Daarom wordt ook niet inhoudelijk op de zienswijzen ingegaan. Conclusie. Deze zienswijze niet-ontvankelijk te verklaren. 16. Kamer van Koophandel West-Brabant. Inhoud zienswijzen. a. In het bestemmingsplan is onvoldoende aandacht besteedt aan de mogelijkheden van intensief ruimtegebruik. Voorgesteld wordt via een vrijstellingsbepaling uitbreiding van het bebouwingspercentage toe staan voor die ondernemers die daadwerkelijk vorm willen geven aan intensief ruimtegebruik. Voorts verzoeken zij meer mogelijkheden te bieden aan clustering van bedrijven anders dan nu wordt voorgestaan (maximaal 2). b. Verzoeken vanwege op handen zijnde veranderingen in het mobiliteitsbeleid het parkeren onderdeel uit te laten maken van het verplicht gestelde parkmanagement en de normering te laten vervallen. c. De fietsroute langs de spoorlijn zal criminaliteitsbevorderend werken. Het traject is overigens geen onderdeel van de hoofdfietsroutestructuur als uitgewerkt in het Verkeersplan Breda. Het fietsverkeer kan eenvoudig via de hoofdstructuur worden geleid. Beoordeling. e. Het bedrijventerrein Steenakker is in principe niet opgezet met de principes van intensief ruimtegebruik als uitgangspunt. Opgemerkt moet worden dat intensief ruimtegebruik een totaal concept vormen die al bij de eerste opzet van het onderhavige bestemmingsplan had moeten worden meegenomen. Dit vereist onder andere een toegesneden verkaveling en een uitgewerkte totale beheerorganisatie (parkmanagement). Bovendien zal er een goede afstemming moeten zijn tussen de principes van intensief ruimtegebruik en ruimtelijke kwaliteit. Toch biedt het bestemmingsplan wel mogelijkheden om aan de enkele principes van intensief ruimtegebruik uitvoering te geven. In ieder geval zijn de hoogtes binnen de bestemming bedrijfsdoeleinden in het plan wel aangepast. De plankaart is hierop aangepast. Overigens wordt nog opgemerkt dat de praktijkervaring leert dat bij het bouwen niet het bebouwingspercentage problemen oplevert maar wel de toegestane hoogtes. Tenslotte wordt nog opgemerkt dat bedrijven die een specifiek plan hebben op het gebied van intensief ruimtegebruik en dit niet past binnen de voorschriften van het bestemmingsplan dit plan mogelijk verwezenlijkt zou kunnen worden via de projectprocedure als bedoeld in artikel 19 lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. f. Vooralsnog mag en kan niet worden vooruitgelopen op het nieuwe mobiliteitsbeleid omdat hierover nog geen beslissingen zijn genomen. Vooralsnog wordt dan ook vastgehouden aan het huidige mobiliteitsbeleid en hetgeen thans daarover in het bestemmingsplan is opgenomen. g. Het betreffende fietspad zal in de toekomst een rol gaan vervullen in de relatie Prinsenbeek- Bredase binnenstad. Daarom is deze fietspad opgenomen in de "Toekomstvisie fietsnetwerk" dat door de gemeenteraad is vastgesteld. Dit is ook de reden dat deze fietsroute met een aanduiding op de plankaart is aangegeven. Deze zienswijze verwijst waarschijnlijk naar de discussie over het afsluiten van het bedrijfsterrein in het kader van de beveiliging. Het is ons inziens nu niet gewenst hierop, zeker gelet op het voorgaande, reeds vooruit te lopen. Conclusie. Deze zienswijzen deels gegrond en deels ongegrond te verklaren. Ambtshalve wijzigingen. Bij het bestuderen van de voorschriften behorende bij het plan is gebleken dat in de voorschriften voor de bestemming "Woondoeleinden" (artikel 9) een tweetal zaken niet is afgeregeld terwijl dit toch had moeten plaatsvinden. Zo is de maximale diepte van de woningen (maximaal 15 meter) niet opgenomen en zijn de goot- en de bouwhoogte (respectievelijk 3 meter en 5,50 meter) van de bijgebouwen niet aangegeven. Voorgesteld wordt de voorschriften van artikel 9 met deze bepalingen uit te breiden. -15-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2001 | | pagina 173