Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 15247]
Dienst/afdeling: CBM
Motivering/Toelichting
Voorgeschiedenis
Voor een uitgebreide weergave van de voorgeschiedenis wordt verwezen naar het raadsvoorstel/-
besluit van februari 1996 Samengevat gaat het om het volgende.
Op 1 januari 1995 is - onder meer voor de gemeente Breda - regelgeving van kracht geworden over
het beheer en onderhoud van oppervlaktewater (Integraal Waterbeheer). In dat kader zijn de singels
van Breda en een deel van de Mark bij de suikerfabriek CSM in beheer en onderhoud overgedragen
aan het HWB. Andere oppervlaktewateren zijn overgedragen aan het waterschap Mark en Weerijs.
Al op het moment van de overdracht bestond verschil van mening tussen de gemeente Breda en het
HWB over achterstallig onderhoud. Volgens het HWB zou de gemeente Breda onvoldoende
gebaggerd hebben toen de wateren nog onder gemeentelijk beheer vielen. Breda heeft dit op zich niet
ontkend, maar er was wel verschil van inzicht over de bijbehorende hoeveelheid baggerspecie.
Objectief kon niet worden vastgesteld welke diepte de singels moeten hebben en dus ook niet welke
hoeveelheden bagger reeds verwijderd hadden moeten zijn i.e. tot achterstallig onderhoud gerekend
kunnen worden.
Als onderdeel van de overdracht hebben de gemeente en het HWB indertijd gezamenlijk een rapport
opgesteld waarin staat dat in overleg een oplossing wordt gezocht voor deze baggerproblematiek.
Met het doel de kwestie in der minne te schikken, heeft de gemeente in februari 1996 als eindbod aan
het HWB voorgesteld, een bedrag van f 1.400.000 beschikbaar te stellen, als bijdrage in de kosten
van de baggerwerkzaamheden en dit bedrag te beschouwen als een eenmalige, vaste bijdrage tegen
finale kwijting (raadsvoorstel/-besluit februari 1996, nr. 958504469
Het HWB heeft dit bedrag indertijd niet als eindbod geaccepteerd, maar daarbij wel toegezegd te
proberen de werkzaamheden binnen het budget uit te voeren
In de jaren daarna hebben gemeente en HWB verder gepraat over de bovenstaande
baggerproblematiek. Daarbij zijn onder meer de ingeschatte hoeveelheden baggerspecie door
achterstallig onderhoud in onderling overleg naar beneden bijgesteld.
Inmiddels heeft het HWB een deel van de baggerwerkzaamheden laten uitvoeren en hiervoor
ongeveer f400.000 bij de gemeente in rekening gebracht. Dit bedrag is overgemaakt aan het HWB.
De voortgang van de baggerwerkzaamheden in de singels is met name door twee zaken beïnvloed.
Enerzijds is dat de planvorming, door HWB en gemeente, voor het ecologsich inrichten van de oevers
van de singels, waarbij een deel van de baggerspecie uit de singels op verantwoorde wijze kan
worden verwerkt. In dat kader zijn singeloevers aan de zuidkant van de stad ecologisch ingericht en is
onlangs gestart met het ecologisch inrichten van oevers aan de oostkant. Anderzijds van invloed is,
dat ervoor is gekozen eerst de andere baggerwerkzaamheden door het waterschap Mark en Weerijs
uit te laten voeren alvorens de singels aan te pakken.
Nieuw aspect: meerkosten
Onlangs, terwijl de gesprekken tussen gemeente en HWB nog gaande waren, zijn meerkosten
ontstaan. Bij het afwikkelen van de problematiek is er een tijd lang van uitgegaan, dat de
baggerspecie uit de singels kon worden afgevoerd naar een onderwaterdepot bij Dinteloord (put
Dintelsas). Naar aanleiding van bezwaarschriften, heeft de Raad van State echter in oktober 2000
besloten dat het HWB dit depot niet meer mag gebruiken voor de bagger uit de singels van Breda. De
baggerspecie moet nu worden afgevoerd naar de baggerbewerkingsinrichting (BBI) in Zwartenberg,
waardoor de kosten van de baggerwerkzaamheden f60,- per m3 hoger uitvallen. Volgens de raming
van het HWB gaat het om een totaalbedrag van f420.000 aan meerkosten (7000 m3 x f60,-).
Voorstel
Het HWB en de gemeente zijn gezamenlijk nagegaan hoe deze meerkosten kunnen worden
opgevangen. Op donderdag 29 maart jl. hebben de gemeente en het HWB afgesproken dat ieder 50%
van deze meerkosten zal dragen. Voorgesteld wordt nu, het HWB een extra bedrag van f210.000 ter
beschikking te stellen, ter dekking van de meerkosten die zijn ontstaan. Samen met de eerder
overeengekomen f900.000 resulteert dit in een totaalbedrag ter finale kwijting van f 1.110.000.
-2-