3. Het in het 18 lid sub a gestelde verbod geldt tevens niet voor:
a. houtopstand, die moet worden geveld krachtens artikel 10, 1e lid Plantziektenwet of
krachtens een aanschrijving of last van burgemeester en wethouders, zulks onverminderd
het bepaalde in de artikelen 12 en 19 van deze verordening;
b. het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van regulier onderhoud;
c. het periodiek knotten of kandelaberen als cultuurmaatregel bij daarvoor geschikte
boomsoorten;
d. het vellen van dode houtopstand;
e. een houtopstand, deel uitmakend van een bosperceel, welke bij wijze van dunning moet
worden geveld;
f. dunning;
g. een houtopstand die krachtens een ontheffing van burgemeester en wethouders is
vrijgesteld van de werking van de Bomenverordening.
4. Het in het 18 lid gestelde verbod geldt verder niet voor erfbeplanting als bedoeld in artikel 1 sub
m.
Artikel 3 aanvraag vergunning
1. Een vergunning als bedoeld in artikel 2 of een verzoek tot plaatsing of wijziging van de lijst van
monumentale en beeldbepalende bomen als bedoeld in artikel 13, lid 3, dient te worden
aangevraagd respectievelijk te worden gedaan door, namens of met toestemming van de
eigenaar of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de
bo(o)m(en) of houtopstand te beschikken. Naast de eisen die artikel 4:2 van de Algemene wet
bestuursrecht daaraan stelt, dient een aanvraag een situatieschets te bevatten.
2. Een aanvraag om een vergunning dient te worden ingediend op een daartoe door
burgemeester en wethouders vastgestelde formulier. De aanvraag gaat vergezeld van een
schriftelijke motivering en situatieschets.
3. Wanneer de teammanager van de Landelijke Service regelingen (LASER) van het Ministerie
van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan burgemeester en wethouders een afschrift heeft
toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwen
burgemeester en wethouders dit afschrift mede als een vergunningsaanvraag.
Artikel 4 beslistermijn vergunningen
1. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in
artikel 3 binnen 8 weken, nadat de aanvraag is ingekomen.
2. Burgemeester en wethouders kunnen het in het 1e lid genoemde termijn voor ten hoogste acht
weken verlengen.
Artikel 5 weigeringsgronden vergunningen
1Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning weigeren dan wel onder voorschriften
verlenen in het belang van onder meer:
a. natuur- en milieuwaarden;
b. landschappelijke/stedebouwkundige waarden;