Artikel 14
adviezen en inspraak
HOOFDSTUK 5 OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 15 verhouding tussen kapvergunning en bouw-, aanleg- en/of
monumentenvergunningen en de verhouding tussen kapvergunning en
een vrijstelling van het bestemmingsplan
4. Indien er een verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend betreffende een bouw-,
aanleg- en/of monumentenvergunning c.q. een verleende vrijstelling van het
bestemmingsplan, mag van de kapvergunning geen gebruik worden gemaakt, zolang er niet
afwijzend op het verzoek om een voorlopige voorziening is beslist.
1Alvorens burgemeester en wethouders tot vaststelling of wijziging van de lijst met monumentale
en beeldbepalende bomen overgaan, winnen zij omtrent haar voornemen advies in bij de
raadscommissie en bij instellingen die:
a. bescherming van bomen en houtopstanden tot hun statutaire doeleinden hebben;
b. in de gemeente op het gebied van bomen een breed maatschappelijk draagvlak hebben.
2. Bij de vaststelling en wijziging ervan wordt inspraak verleend op grond van de
Inspraakverordening.
3. Het 1e en 2e lid zijn niet van toepassing, indien de wijziging wordt veroorzaakt door:
a. het bepaalde in artikel 13,3e lid;
b. de bepalingen van een geldend bestemmingsplan;
c. onthouding van gehele of gedeeltelijke goedkeuring van een bestemmingsplan door
Gedeputeerde Staten of de Kroon;
d. de uitvoering van een rechterlijke uitspraak.
1Burgemeester en wethouders stemmen de procedures betreffende kapvergunning en aanleg
en bouwvergunning in het ontwerpstadium op elkaar af.
2. De kapvergunning en de bouw-, aanleg-, en/of monumentenvergunningen worden zo veel
mogelijk per project gelijktijdig afgegeven.
3. Indien er een bouw-, aanleg-, en/of monumentenvergunning wordt aangevraagd of indien er
sprake is van een vrijstelling van het bestemmingsplan, waarvoor tevens een kapvergunning
noodzakelijk is, mag van de kapvergunning pas gebruik worden gemaakt als de bouw- aanleg-
en/of monumentenvergunning c.q. de vrijstelling verleend is en er daadwerkelijk met de
werkzaamheden kan worden begonnen.
5. Een kapvergunning kan worden geweigerd nadat een bouw- of aanlegvergunning is verleend,
indien de rechthebbende aanvrager van een kapvergunning niet, of niet tijdig, of niet volledig
de aanwezigheid heeft gemeld van een beeldbepalende of anderszins waardevolle
houtopstand aan burgemeester en wethouders.