Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 14751]
Dienst/afdeling: JZ
Daarnaast zou dit betekenen dat de in- en uitrit uitkomen op het Oranjeplein. Deze ontwikkeling is niet
gewenst, omdat:
- in de huidige situatie veel verkeersstromen samenkomen op het Oranjeplein (vanuit het noorden en
zuiden van de Ginnekenweg, het Saksen Weimarplein, de Prins Hendrikstraat en de parallelwegen).
Toevoeging van extra verkeersbewegingen van het nieuwe kantoorgebouw zou de verkeerssituatie
(fiets, bus en auto) onoverzichtelijker maken.
- in verband met de toekomstige reconstructie van het Oranjeplein, teneinde de situatie voor het
verkeer overzichtelijker te maken, past een dergelijk in- en uitrit niet in dit geheel.
Het loslaten van de eis van "parkeren op eigen terrein" en het realiseren van de benodigde
parkeerplaatsen "niet op eigen terrein" komt het gehele plan ten goede. Het aantal
verkeersbewegingen vanwege de toekomstige nieuwbouw, zal niet noemenswaardig
toenemen. Het parkeren zal worden opgelost op de minst drukke weg, namelijk langs de Johan
Willem Frisolaan. Hier zullen ruim voldoende nieuwe parkeerplaatsen aangelegd worden om te
voorzien in de parkeerbehoefte van het nieuwe kantoorgebouw.
De afwijkingen ten opzichte van de rechtstreekse mogelijkheden uit het bestemmingsplan, waarvoor
de artikel 19, lid 1 WRO-procedure gevoerd moet worden betreft het volgende:
1. Het bouwplan is breder dan het bestemmingsplan toestaat (ruim 1 meter aan weerszijden van de
tunnelbak).
2. de goothoogte bedraagt (vanaf het straatpeil gemeten) 11.95 meter. Dit is hoger dan de 10 meter
die het bestemmingsplan toelaat.
3. volgens het bestemmingsplan dient op eigen terrein geparkeerd te worden. Dit is niet haalbaar. Er
zal op het openbaar gebied geparkeerd worden.
Ad 1.
Het pand is breder dan het bouwvlak uit het bestemmingsplan aangeeft. De reden voor deze
overschrijding van het bouwvlak is gelegen in de noodzaak de draagconstructie voor het gebouw
buiten de constructie van de tunnelbak te situeren. Dit betekent evenwel dat het nieuwe pand dichter
op de bestaande bebouwing komt te staan dan in het bestemmingsplan wordt aangegeven. Aan de
noordzijde zal de afstand tot de woonbebouwing 12 meter gaan bedragen. De nieuwe bebouwing zal
hier grotendeels direct voor het trappenhuis van de woonbebouwing komen te liggen, zodat slechts
een beperkt aantal woningen van deze uitbreiding last zullen hebben. Aan de zuidzijde zal de afstand
9 meter zijn tot het woongebouw dat momenteel gebouwd wordt. Het nieuwe gebouw wordt dwars op
de bestaande bebouwing gezet, zodat men "erlangs" kan kijken vanuit de woning.
Gezien de geringe overschrijding van de bouwgrens zal er geen noemenswaardig verschil zijn in
uitzicht van de bewoners tengevolge van deze overschrijding.
Ad 2.
De overschrijding wordt veroorzaakt doordat het peil van het gebouw 1,15 meter boven het straatpeil
is gebracht in verband met de vereiste vrije doorrijhoogte in de tunnelbak. De resterende
overschrijding (0,8 meter) ontstaat door de wens de gevel architectonisch middels een borstwering
zorgvuldig te beëindigen.
Tegenover een hogere hoogte staat wel dat het recht om een terugliggende laag op het gebouw te
realiseren, niet volledig benut wordt. In het bestemmingsplan staat dat een kap of terugliggende laag
mogelijk is. Deze laag moet volgens het bestemmingsplan tenminste 2 meter vanaf de voorgevel
tgeruggelegen zijn. In het plan ligt de laag 5 meter terug.
Ook al wordt het pand iets hoger, de bebouwing levert hierdoor niet meer schaduw dan het vigerende
bestemmingsplan reeds toestaat. Een traditionele kapvorm zou overigens tot een veel groter
bouwvolume hebben geleid, aangezien deze direct aansluit op de rand van het gebouw en over het
algemeen hoger is dan 1 bouwlaag. Daarnaast zou de kopsekant van het dak (de topgevel) op het
noorden gericht zijn, zodat deze kant volledig schaduw zou werpen op de bestaande bebouwing.