1. INLEIDING. Nadat in december 2000 de nota Tussen Woord en Daad Cultuur" door de raad werd vastgesteld brak de laatste fase van de totstandkoming van het nieuwe subsidiebeleid cultuur aan. Dit traject volgt in zowel inhoudelijk opzicht als qua planning het nieuwe algemene subsidiebeleid zoals dat is vastgelegd in de nota 'Alles heeft zijn Prijs' die, net als deze nota, in april 2001 door de raad moet worden vastgesteld om per 01.01.2002 van kracht te kunnen zijn. De aanleiding om over te gaan tot een nieuwe subsidiesystematiek was niet alleen de gemeentelijke herindeling van 1997 maar ook het feit dat de Bredase subsidieregelgeving cultuur in veel gevallen al meer dan 25 jaar niet was aangepast. Niet alleen qua regelgeving maar ook in financieel opzicht was er in veel gevallen, met name als er sprake was van 'genormeerde bedragen', geen aanpassing toegepast van bedragen aan loon- en prijsontwikkelingen. In deze nota vindt de financiële vertaalslag plaats van de twee voorgaande nota's in dit traject en worden ook de financiële gevolgen van een en ander zichtbaar. Het uitgangspunt was het hanteren van een budgettair neutrale operatie: het voor 2001 in zijn totaliteit voor cultuur beschikbare budget was de leidraad voor het doorrekenen van de nieuwe normbedragen. Als toetsingskader zijn tijdens het proces van het doorrekenen van verschillende modellen regelmatig subsidiebedragen gehanteerd zoals die worden toegepast in andere gemeenten. Een praktisch probleem was daarbij dat veel gemeenten (waaronder Rotterdam, Tilburg en Den Bosch) nog uitgaan van '(jeugd-)ledensubsidies', een instrument dat, op basis van een uitspraak op 16 februari 2000 van de Registratiekamer, op zijn minst minder goed controleerbaar is geworden. Deze kamer heeft namelijk geoordeeld dat het verplicht overleggen van ledenlijsten aan een gemeente in strijd is met de persoonlijke levenssfeer. Niet alleen om die reden is binnen de gemeente Breda in brede zin afgestapt van het instrument van 'ledensubsidie': de vraag was ook wat zo'n subsidiesoort bijdroeg tot het bereiken van de door de gemeente Breda in 1996 in de nota 'Cultuur is meeri geformuleerde doelstellingen: Participatie ofwel het bevorderen van zowel actieve als passieve deelname aan culturele activiteiten door de Bredanaar. Het scheppen van kansen voor amateurs en professionals. Het versterken van het culturele imago van Breda. Daarbinnen wordt het accent gelegd op het bevorderen van de kwaliteit door onder meer: nieuwe initiatieven dynamiek diversiteit deelname Het niet meer op basis van 'rekenkundige uitgangspunten (ledenaantallen en aantallen bezoekers) subsidiëren' van culturele activiteiten betekent dat er in de toekomst in veel gevallen op minder onomstreden aspecten moet worden gesubsidieerd: op inhoud en kwaliteit, neergelegd in een 'artistiek plan'. Het referentiekader voor een dergelijk plan is het gemeentelijke cultuurbeleid. Hoe duidelijker ingevuld, des te beter is het hanteerbaar als referentiekader. Het is het voornemen om in 2002, in het kader van dit project, in samenspraak met achtereenvolgens de grote professionele instellingen en de organisaties die actief zijn op het gebied van de Amateur Kunst (AK), de hanteerbaarheid van de nota 'Cultuur is meer" als referentiekader voor subsidieverstrekking te toetsen. Met de grote professionele instellingen zal aan dat traject invulling worden gegeven bij het verder ontwikkelen van de budgetsubsidie als instrument om het gemeentelijke cultuurbeleid uit te voeren. De nieuwe subsidiesystematiek kan, ook in relatie tot het upgraden van de verjaarde regelgeving en dito bedragen, leiden tot relatief aanzienlijke verschuivingen van budgetten. Voor de organisaties die voor wat betreft het subsidievolume 2002, gerelateerd aan de structurele subsidies, meer dan 15% minder aan subsidie zullen ontvangen ten opzichte van het subsidievolume 2001 zal een overgangsmaatregel in het leven worden geroepen. Definitieve versie nota 'Alles heeft zijn Prijs Cultuur'/ 17-4-01 13:50 4

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2001 | | pagina 313