De opbouw vari de subsidiesystematiek bij Cultuur volgt de uitgangspunten zoals die in zijn algemeenheid worden gehanteerd: Accommodaties Activiteitensubsidie Basissubsidie Het investeren in vrijwilligers een genormeerd bedrag als tegemoetkoming in de bestuurskosten van door de gemeente erkende organisaties, het laagdrempelig, tegen gunstige voorwaarden ter beschikking stellen van ruimte voor het beoefen van uitingen van kunst. het ondersteunen van vrijwilligers bij opleidingen en verzekeringen. het toekennen van genormeerde bijdragen in de kosten die verbonden zijn aan het organiseren van culturele activiteiten. Een 'erkenning', en daarmee het ontvangen van een basissubsidie, is overigens de basis om voor andere vormen van subsidie in aanmerking te komen. In deze nota wordt een duidelijke scheiding aangebracht tussen de verschillende hoofdstromingen die binnen de culturele sector worden aangetroffen. De belangrijkste scheiding wordt aangebracht tussen enerzijds de amateurkunst en anderzijds de professionele kunst. Vindt de subsidiëring van de activiteiten binnen de Amateur Kunst vooral plaats op basis van normbedragen, betreffende de professionele kunsten gaat de subsidiëring op basis van 'producten en prestaties' plaatsvinden. Binnen de sector Amateur Kunst wordt weer een onderverdeling gemaakt naar categorieën. Dit heeft te maken met de zeer uiteenlopende kosten die gepaard gaan met de verschillende disciplines. Zo ontbreekt bij koren (goeddeels) de factor'kosten instrumenten' en is er bij theater vooral sprake van hogere kosten bij presentaties (decors en kostuums). Deze nieuwe subsidiesystematiek wil dan ook zo veel mogelijk 'recht doen aan de eigenheden' van de verschillende disciplines. Een tweetal grote culturele instellingen valt overigens buiten het bestek van deze nota: met zowel het Chassé Theater als MEZZ wordt een vorm van budgetsubsidie op basis van een activiteitenplan toegepast. Ter wille van de leesbaarheid en de omvang van deze nota is per hoofdstuk maar in beperkte mate sprake van een samenvatting van wat in de voorgaande nota's in de desbetreffende er mee corresponderende hoofdstukken is vermeld. Menigmaal is ook naar hoofdstukken in die nota's verwezen. Qua systematiek wordt daarmee die van de Awb, de Algemene wet bestuursrecht, gevolgd waarbij in daarop volgende tranches geen herhaling van eerdere punten (waarover besluitvorming heeft plaatsgevonden) wordt opgenomen. In samenhang met het meerjarenproject 'naar een nieuw Bredaas subsidiebeleid' worden gemeentebreed twee andere trajecten afgewikkeld: een nieuw accommodatiebeleid in relatie tot de (gesubsidieerde) welzijnsaccommodatie en een traject dat moet leiden tot een kwalitatieve verbetering van de afwikkeling van subsidieaanvragen. Een van de voor de grote culturele instellingen van belang zijnde aspecten is de verdere ontwikkeling van de budgetsubsidiesystematiek. In hoofdstuk 3 wordt daarop nader ingegaan. Alle in deze nota genoemde bedragen zijn indicatief. De uiteindelijke bedragen worden jaarlijks bfj het vaststellen van de begrotingen door de gemeenteraad vastgesteld. Overigens is de subsidie altijd aanvullend op andere bronnen van inkomsten. In combinatie met de eigen verantwoordelijkheid voorde repertoirekeuze van de subsidieaanvragende organisatie houdt dat onder meer In dat de keuze voor een in financiële zin kostbaar project of kostbare presentatie niet inhoudt dat men 'recht heeft op meer subsidie'. De overgang van 'harde criteria' als aantallen leden naar 'artistieke criteria' kan leiden tot interpretatieverschillen. Via het traject van de 'rechtsgang' kan daar via bezwaar en beroep in individuele gevallen tegenin worden gegaan. Definitieve versie nota 'Alles heeft zijn Prijs Cultuur'/ 17-4-01 13:50 5

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2001 | | pagina 314