d. Organisaties die een budgetsubsidie ontvangen dienen vóór 1 juni volgend op het boekjaar
een financieel en inhoudelijk verslag als bedoeld in afdeling 4.2.8 van de Algemene wet
bestuursrecht in bij burgemeester en wethouders. Tevens dienen deze organisaties vóór 1
september van het boekjaar een tussentijdse rapportage in, waaruit de voortgang van de
activiteiten en de te leveren prestaties blijkt over de eerste helft van het lopende boekjaar,
alsmede een prognose voor het komend halfjaar.
e. Organisaties die een projectsubsidie ontvangen dienen binnen twaalf weken na de
beëindiging van het project een financieel en inhoudelijk verslag in bij burgemeester en
wethouders.
2. Het in het eerste lid genoemde financieel en inhoudelijk verslag bevat een staat van baten en
lasten en een toelichting daarop. Tevens dient de financiële verantwoording c.q. de jaarrekening
op dezelfde wijze te worden ingericht als de begroting.
3. In het inhoudelijk jaarverslag wordt, naast een weergave van de activiteiten en prestaties, verslag
gedaan van de gevolgde werkwijze.
4. Voor subsidies van minimaal EUR 2.000,00 4.400,00) per boekjaar bevat het in het eerste lid
genoemde financieel verslag tevens een balans en een toelichting daarop.
5. Indien de begrote kosten van de gesubsidieerde activiteiten minder bedragen dan
EUR 225.000,00 500.000,00) bepalen burgemeester en wethouders in het subsidiebesluit de
controle die in de plaats van de accountantscontrole komt, tenzij de organisatie haar jaarrekening
van een accountantsverklaring wenst te voorzien.
6. Het tweede tot en met het vijfde lid gelden niet voor subsidies zoals bedoeld in artikel 1:4 van
deze beleidsregels.
7. Bij subsidies zoals bedoeld in artikel 1:4 van deze beleidsregels en bij projectsubsidies dient de
accountant een verslag uit te brengen naar aanleiding van diens onderzoek van de jaarstukken en
van de administratie van de organisatie, waarin expliciet is vermeld of de verstrekte voorschotten
zijn besteed overeenkomstig het bepaalde in of krachtens de Algemene Subsidieverordening
Breda 1998 en waarin aandacht wordt besteed aan de rechtmatigheid en doelmatigheid van de
besteding van de middelen in relatie tot de uitgevoerde activiteiten en geleverde producten.
8. Burgemeester en wethouders kunnen met betrekking tot de subsidievaststelling nadere regels
stellen.
Artikel 5:2 Hersteltermijn
1Wanneer de aanvraag tot definitieve vaststelling (verslaglegging) niet voldoet aan de vereisten
zoals die gesteld zijn in de Algemene wet bestuursrecht en het hierboven opgenomen artikel 5:1,
wordt een hersteltermijn gehanteerd van vier weken na dagtekening van het verzoek om de
aanvraag aan te vullen.
2. Indien na afloop van de termijn zoals genoemd in lid 1 de aanvraag tot definitieve vaststelling nog
steeds niet volledig is, besluiten burgemeester en wethouders tot een ambtshalve definitieve
vaststelling van de subsidie, overeenkomstig artikel 4:47 van de Algemene wet bestuursrecht.
Hoofdstuk 6 Slotbepalingen
Artikel 6:1 Vigerende subsidieregelgeving cultuur.
De vigerende subsidieregelgeving cultuur wordt ingetrokken op het moment dat de Beleidsregels
subsidieverstrekking Cultuur 2002 van kracht worden.
Artikel 6:2 Toepassing van de beleidsregels
1Deze beleidsregels zijn van toepassing op subsidieaanvragen voor 2002 en volgende.
2. Met betrekking tot incidentele subsidies zijn deze beleidsregels van toepassing op
subsidieaanvragen die op of vanaf 1 mei 2001 door de gemeente Breda zijn ontvangen.
Artikel 6:3 citeertitel
Deze beleidsregels worden aangehaald als "Beleidsregels subsidieverstrekking Cultuur 2002'
Vaststelling bekendmaking
-0-0-0-
17-04-200113:54