Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: [9322]
Dienst/afdeling: RME/JZ
Betreft:
Voorstel
Motivering/Toelichting
Agendapuntnummer 8
Aantal bijlagen: 1
3e Wijziging Bouwverordening 1993
Inleiding
Door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een aantal wijzigingen van de bouwverordening
voorgesteld. De voorgestelde wijzigingen vloeien voort uit wijzigingen van de Woningwet, alsmede van het
Asbestverwijderingsbesluit. Er bestaat een wettelijke verplichting om bovengenoemde wijzigingen aan te
brengen in de gemeentelijke bouwverordening. Tevens wordt van deze gelegenheid gebruik gemaakt om
een omissie in de 2e wijziging van de Bouwverordening 1993 te herstellen.
Vast te stellen de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening 1993.
Woningwet
De wijziging van de Woningwet heeft betrekking op het tegengaan van bouwen op verontreinigde
grond. Deze wijziging voorziet in een wijziging van artikel 8 van de Woningwet (verplichting tot het
vaststellen van een bouwverordening met een opsomming van hetgeen in de bouwverordening mag
en moet worden geregeld), en heeft tot gevolg dat de bepalingen in de bouwverordening inzake het
tegengaan van bouwen op verontreinigde grond, alleen nog betrekking kunnen hebben op
bouwwerken die bedoeld zijn voor het verblijf van mensen. Tevens is aan de Woningwet een artikel
52a toegevoegd, waarin wordt voorzien in een afstemmingsregeling tussen de
bouwvergunningprocedure en de procedure op grond van de Wet bodembescherming.
Asbestverwijderingsbesluit
Vooruitlopende op een te verwachten grondige wijziging van het Asbestverwijderingsbesluit werd het
noodzakelijk geacht dit besluit reeds nu op een tweetal aspecten te wijzigen, t.w.:
uitzonderingen op de certificatieplicht voor de verwijdering van asbest uit onder meer toestellen
en installaties in bouwwerken:
een overgangsregeling voor asbestverwijderings- en asbestonderzoeksbedrijven waarvan de
aanvraag van een certificaat in behandeling is.
Tevens is van de gelegenheid gebruikgemaakt om de redactie van artikel 2, onder h, van het
Asbestverwijderingsbesluit aan te passen, zodat dit minder aanleiding zal geven tot misverstand.
Daarbij gaat het om de verplichting van gecertificeerd onderzoek naar de aanwezigheid van
asbesthoudend materiaal in een te slopen bouwwerk en met name de bijbehorende uitzonderingen
voor eenvoudige gevallen, waarin gecertificeerd onderzoek achterwege mag blijven als volgens
burgemeester en wethouders op andere wijze voldoende is aangetoond of en zo ja waar zich asbest
bevindt. Voornoemde wijzigingen van het Asbestverwijderingsbesluit hebben geen rechtstreeks
werkende rechtskracht, maar hebben pas rechtskracht nadat zij in de bouwverordening zijn
opgenomen.
Artikelsaewiize toelichting
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
De onderhavige wijziging houdt verband met het Besluit van 6 maart 1998 tot wijziging van het
Asbestverwijderingsbesluit (Stb. 1998, 171), met name de toevoeging van punt e aan artikel 1 van dat
besluit. In de toelichting is de verouderde passage betreffende het aanvragen van een certificaat door
een nieuw asbestverwijderings- of onderzoeksbedrijf geactualiseerd.
Artikel 2.1.2 In de aanvraag op te nemen gegevens
De onderhavige wijziging houdt verband met de herziening van de norm voor de oppervlaktebepaling
van gebouwen.
-1-