1
Wijzigingen in de Toelichting behorende bij de Bouwverordening 1993
1Artikel 11 Begripsomschrijvingen
a. In het onderdeel "Deskundig bedrijf" wordt de alinea, beginnende met de
woorden: "Nieuwe asbestonderzoeks- of asbestverwijderingsbedrijven en
eindigende met de woorden: uitvoeren van werkzaamheden op die
proeflocaties." vervangen door een nieuwe alinea, luidende: "Nieuwe
asbestonderzoeks- of asbestverwijderingsbedrijven kunnen wel reeds een
certificaat bij een erkende certificatie-instelling hebben aangevraagd, maar
dit nog niet hebben verkregen. Daarvoor is in het Besluit van 6 maart 1998 tot
wijziging van het Asbestverwijderingsbesluit (Stb. 1998, 171) een regeling
opgenomen, die als derde lid is toegevoegd aan het bestaande artikel 10. De
strekking is dat een nieuw bedrijf op twee of drie locaties bij wijze van proef
werkzaamheden mag uitvoeren, indien het voldoet aan de theoretische eisen voor
certificatie en het via de certificatie-instelling waar zijn aanvraag in
behandeling is, schriftelijk toestemming kreeg van de Stichting Bouwkwaliteit
(SBK) te Rijswijk.";
b. Boven het onderdeel "Wat is vrij bouwen?" wordt toegevoegd een nieuw onderdeel
"Hechtgebonden asbest", alsmede: "In het Asbestverwijderingsbesluit (Stb. 1993,
290) is bij de wijziging van 6 maart 1998 (Stb. 1998. 171) een definitie
toegevoegd van "hechtgebonden asbest". Deze luidt: asbest is een product met
een kwaliteitsfactor van 0.35 of meer, bepaald volgens de onderzoeksmethode,
bedoeld in artikel 4, tweede lid, van het Warenwetbesluit asbest.
Het begrip "hechtgebonden asbest" is van belang voor onder
verwarmingstoestellen geklemde asbest bevattende platen. Meestal zijn dit
asbestcementplaten, die hechtgebonden asbest bevatten, indien zij niet of
slechts licht verweerd zijn. Dergelijke platen zijn slechts zeer incidenteel
zwaar verweerd en bevatten dan niet-hechtgebonden asbest. Ook kan onder
verwarmingstoestellen asbest bevattend brandwerend board zijn aangebracht, een
materiaal dat altijd niet-hechtgebonden asbest bevat. Op grond van het
voorgaande kan in veel gevallen worden vastgesteld of een plaat onder een
verwarmingsketel hechtgebonden asbest bevat. Het bepalen van de
kwaliteitsfactor van zo'n plaat volgens de onderzoeksmethode uit het
Warenwetbesluit asbest behoeft alleen plaats te vinden bij twijfel over de
vraag of het product al dan niet hechtgebonden is. Zie ook artikel 8.2.2."
2Artikel 2.1.5 Het onderzoek naar bodemverontreiniging
a. De tekst van het onderdeel "Lid 1 De eis tot het overleggen van een
onderzoeksrapport" wordt vervangen door: "Artikel 8, derde lid, onder a, van de
Woningwet geeft de verplichting om in de bouwverordening het voorschrift op te
nemen dat bij de aanvraag om bouwvergunning een onderzoeksrapport inzake de
bodemgesteldheid wordt overgelegd. Bij de Wet tot wijziging van de Woningwet
inzake het tegengaan van bouwen op verontreinigde grond (Wet van 14 februari
1998, Stb. 1998, 132) is artikel 8 van de Woningwet zodanig gewijzigd dat deze
onderzoekseis alleen nog van toepassing kan zijn op bouwwerken waarin
voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen zullen verblijven. Verder is bij
deze wetswijziging bepaald dat de onderzoeksverplichting niet geldt voor
bouwwerken die ongeacht die bestemming, hoewel vergunningplichtig, naar aard en
omvang gelijk te stellen zijn met meldingplichtige bouwwerken. Ook kunnen de
voorschriften geen betrekking hebben op bouwwerken die de grond niet raken en
waarbij het niet-wederrechtelijke gebruik gehandhaafd blijft. Zie hiertoe
verder de uitgebreide toelichting bij artikel 2.4.1 waarin bovenstaande
begrippen nader worden omschreven.
Het bodemonderzoek moet in principe plaatsvinden vooruitlopend op het indienen
van de aanvraag om bouwvergunning. In uitzonderingsgevallen kan er echter
sprake zijn van een fasering waarbij het onderzoeksrapport in een later stadium
wordt ingediend. Verwezen wordt naar artikel 2.2.5 met bijbehorende
toelichting
b. In het onderdeel "Verkennend onderzoek" wordt de zinsnede: "de Nederlandse
voornorm NVN 5740, bijlage A, te worden onderzocht." vervangen door: "de
Nederlandse norm NEN 5740, bijlage 1, te worden onderzocht. Overigens is het
verplicht om vóór de uitvoering van een verkennend onderzoek volgens NEN 57 4 0