regelmatig rigide uit te werken en tot onredelijke kostenconsequenties te
leiden. Naderhand is door de VNG een gebruiksspecifieke benadering ontwikkeld
voor het bouwen op verontreinigde grond. Deze is verwoord in de publicatie
Bouwen op verontreinigde grond, een gebruiksspecifieke benadering (augustus
1995, Lbr. 95/134, kenmerk RVM/504972)Op basis van deze methodiek is de
model-bouwverordening naderhand bijgesteld.
Teneinde meer duidelijkheid te geven en om een landelijk uniforme toepassing
van de bodembepalingen te bevorderen is het tweede lid, onder c, van artikel 8
van de Woningwet bij Wet van 14 februari 1998 (Stb. 198, 132) gewijzigd. Deze
wetswijziging gaat ook uit van een gebruiksspecifieke benadering die voor een
belangrijk deel overeenstemt met de visie van de VNG.
De gezondheidsrisico's voor de mens bij het gebruik van het bouwwerk vormen in
deze benadering het onderscheidend criterium. Veiligheid en gezondheid zijn
immers sinds de invoering van de Woningwet in 1901 belangrijke grondslagen van
de wet. Nadrukkelijk wordt nu in de Memorie van toelichting bij de
wetswijziging vermeld dat de schade voor het milieu, gelet op de uitgangspunten
van de Woningwet, geen motief kan zijn voor de voorschriften in de
bouwverordening met betrekking tot het tegengaan van bouwen op verontreinigde
grond. Dit in tegenstelling tot de Wet bodembescherming waarbij het herstel van
de functionele eigenschappen van de bodem voor mens, plant en dier centraal
staat
Dit heeft erin geresulteerd dat de in de bouwverordening op te nemen
voorschriften inzake het tegengaan van bouwen op verontreinigde grond, geen
betrekking meer kunnen hebben op bouwwerken waarbij de gezondheidsrisico's voor
de mens te verwaarlozen zijn. Alleen voor bouwwerken die specifiek bedoeld zijn
voor het verblijf van mensen blijft het verbod om te bouwen op verontreinigde
grond van kracht. Het gaat hier om bouwwerken waarin voortdurend of nagenoeg
voortdurend mensen zullen verblijven, een verdere beperking is aangebracht
doordat deze voorschriften geen betrekking kunnen hebben op bouwwerken die,
hoewel vergunningplichtig, naar aard en omvang gelijk te stellen zijn met
meldingplichtige bouwwerken. Ook kunnen de voorschriften geen betrekking hebben
op bouwwerken die de grond niet raken en waarbij het niet-wederrechtelijke
gebruik gehandhaafd blijft.
Bouwwerken bestemd voor het verblijf van mensen
Wat verstaan moet worden onder "bouwwerken waarin voortdurend of nagenoeg
voortdurend mensen zullen verblijven" wordt in de Memorie van toelichting bij
de Wet tot wijziging van de Woningwet inzake het tegengaan van bouwen op
verontreinigde grond (TK 1995-1996, 24 809, nr. 3) nader omschreven. Het
betreft hier bouwwerken waarin dagelijks gedurende enige tijd dezelfde mensen
verblijven, bijvoorbeeld om te werken, onderwijs te geven of te genieten. Bij
"enige tijd" moet gedacht worden aan een verblijfsduur van twee of meer uren
per (werk)dag. Het gaat dus niet om een enkele keer twee of meer uren, maar om
een meer structureel (over een langere periode dan één dag) twee of meer uren
verblijven van dezelfde mensen in het gebouw.
Gebouwen voor het opslaan van materialen of goederen, voor het telen of kweken
van land- en tuinbouwproducten alsmede gebouwen ten behoeve van
nutsvoorzieningen, zoals elektriciteitshuisjes en gebouwen voor de
waterhuishouding of -zuivering, worden in de Memorie van toelichting genoemd
als voorbeelden van bouwwerken waarin niet voortdurend of nagenoeg voortdurend
mensen verblijven. De omstandigheid dat in deze bouwwerken wel eens mensen
aanwezig zijn, bijvoorbeeld voor het verrichten van over het algemeen
kortdurende werkzaamheden, zoals onderhoudswerkzaamheden, maakt die gebouwen
nog niet tot gebouwen die feitelijk bestemd zijn voor het verblijven van
mensen. In de nota naar aanleiding van het verslag (TK, 1997-1998, 24 809, nr.
5, p.6) wordt naar aanleiding van Kamervragen verder opgemerkt dat een
recreatiewoning (in termen van het Bouwbesluit een logiesverblijfonder het
begrip "voortdurend of nagenoeg voortdurend verblijven van mensen" valt,
terwijl dit niet geldt voor een schuur of garage bij een woning.
3