Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 15566]
Dienst/afdeling: RO
9. OV-Nota OV-visie: van differentiatie naar structuurmodel
Vanuit de resultaten van het marktonderzoek, de tweeledige functie van het OV en vanuit
onderzoeken en literatuur elders in Nederland, kan een differentiatie worden aangebracht in
verbindend en ontsluitend OV. Gebleken is, dat op 4 km vanaf het stadshart het breekpunt ligt tussen
de verbindende en ontsluitende functie.
Verbindend stedelijk OV gaat snel, stipt en frequent. Belangrijke bestemmingsgebieden veraf gelegen
woongebieden, de binnenstad en het centraal station worden met elkaar verbonden.
Dit correspondeert met het in de Stadsvisie neergelegde beleid betreffende de stadsassen en de
bereikbaarheid van economische centra en stedelijke voorzieningen.
Ontsluitende stedelijke OV-liinen hebben zodanige routes dat het OV in de wijken overal dichtbij is. Op
deze wijze worden de meer centraal gelegen woon- en werkgebieden, ziekenhuizen, centrum en
centraal station bediend en onderling verbonden. Hiermee wordt ook aangesloten op aspecten van de
thema's 'wonen' en 'zorg' uit de Stadsvisie: goed bereikbare woningen met een veilige leefomgeving
resp. maatschappelijke participatiemogelijkheden en toegankelijke voorzieningen voor allen.
Aanvullend kleinschalig OV is vraagafhankelijk, niet-lijngebonden en maximaal ontsluitend. Het heeft
een aanvullende functie bij een zwak aanbod van grootschalig OV en is daarnaast voor- en natranport
voor lijngebonden O. De deeltaxi speelt hierin een grote rol. Extra aandacht verdienen de traditionele
klantengroepen in de deeltaxi, senioren en minder validen: zij horen een volwaardige plek te krijgen
binnen het totale OV-stelsel.
Streekvervoer heeft niet alleen een verbindende functie tussen Breda-stad en de regio, maar ook op
sommige stedelijke corridors langs hoofdwegen. Dit zou kunnen leiden tot andere streekbusroute hier
en daar. Deze opties zijn nader te bekijken, samen met de provincie als opdrachtgever streekvervoer.
Taxivervoer krijgt te maken met nieuwe wettelijke regels die de markt verder liberaliseren. De tarieven
worden vrijgegeven, na een overgangsperiode. De gemeente is niet betrokken bij de
vergunningverlening. Zij kan wel optreden tegen illegale taxi's snorders in samenwerking met politie
en openbaar ministerie (handhavingskwestie). De gemeente zorgt ook voor taxistandplaatsen.
Bij de locatiekeuze van nieuwe woongebieden dient de (potentiële) bereikbaarheid per OV zwaar mee
te wegen. Nieuwe IRS-/Brabantstad-spoor stations en een eventuele grote nieuwbouwlocatie bij Bavel
kunnen hierin structurerend en dragend zijn. Erg belangrijk is een adequate voor-financiering.
Vroegtijdig OV in een nieuwe wijk is aanvankelijk erg onrendabel, maar verhindert dat mensen bij
voorbaat noodgedwongen aan autogebruik gewend raken.
Bij de ontsluiting van (nieuwe) werkaeleoenheidsaebieden kan eerst gekeken worden naar de
mogelijkheden tot aansluiting bij bestaand of reeds gepland OV bijv. nieuwe Brabantstad-treinstations,
het HOV, verbindende lijnen langs de Bredase stadsassen of streekbuslijnen. Meer perifere
werkgebieden zijn veelal aangewezen op aanvullend vervoer (vervoermanagement, deeltaxi) en/of
regulier streekvervoer.
Wat doelgroepenvervoer betreft, lijken 'eigen' lijnen voor scholieren studenten kansrijk: rijdend
tussen het centraal station en de betreffende bestemmingen met zo weinig mogelijk tussenstops.
Integratie van fiets en OV verhoogt de aantrekkelijkheid van een verplaatsing met OV als
hoofdvervoermiddel. Bij haltes met OV-lijnen voor de langere afstand (tenminste stadsregio-niveau)
dienen goede fietsenstallings-voorzieningen te komen met directe en veilige fietsroutes er naar toe.
Vanwege de schaal van Breda en het belang van bundeling voor lijngebonden OV is ervoor gekozen
één structuurmodel te ontwikkelen voor het lijnennet (zie OV-Nota kaartenbijlage). Daarbinnen zijn wel
verbindende en ontsluitende functies c.q. trajectdelen te onderscheiden. Waar mogelijk wordt gebruik
gemaakt van de hoofdinfrastructuur (veelal stadsassen). Dat geldt zeker voor de verbindende lijnen
naar verder weg gelegen woongebieden. Op het eind van de verbindende trajecten zijn, nabij
belangrijke bestemmingen, veelal knooppunt-haltes gesitueerd met overstapmogelijkheden en veel
voorzieningen. Na zo'n knooppunt gaat een bus van een verbindende lijn verder een ontsluitende
route in de wijk rijden. De meer centraal gelegen wijken en bestemmingen hebben overwegend
ontsluitende lijnen. Deze bussen rijden primair door woongebieden, maar indien mogelijk maken zij
ook gebruik van de hoofdinfrastructuur, zodat doorstromingsmaatregelen aldaar een nog groter
rendement sorteren.
-6-