Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 16114]
Dienst/afdeling: JZ
Consequenties
Ten aanzien van het gestelde door appellant inzake de toegestane verkoopvloeropppervlak voor
dierenbenodigdheden wordt opgemerkt dat hierbij geen directe relatie is gelegd met het
verkoopcontract voor de grond maar met de thans ter plaatse aanwezige situatie. Wel heeft dit
uiteraard op de achtergrond meegespeeld maar als dit als leidraad voor de planherziening was
genomen zou ter plaatse naar onze mening meer verkoopvloeroppervlak aanwezig mogen zijn
gelet op de wijze waarop een en ander in het genoemde contract is verwoord.
Conclusie.
Deze zienswijze ongegrond te verklaren.
2. Kamer van Koophandel West-Brabant.
Inhoud zienswijzen.
Zijn van mening dat het bestemmingsplan in strijd is met zowel het gemeentelijk en als het
provinciaal detailhandelsbeleid en verzoeken de feitelijke situatie in overeenstemming te brengen
met het huidige beleid.
Beoordeling zienswijzen.
Voor de beoordeling van deze zienswijze wordt kortheidshalve verwezen naar de beoordeling van
de zienswijzen genoemd onder 1
Conclusie.
Deze zienswijze ongegrond te verklaren.
3. Blokker Holding.
Inhoud zienswijzen.
Zouden de begripsomschrijving voor tuincentrum graag uitgebreid zien met artikelen welke
passen binnen het thema alles in en om het huis in verband met wijzigende omstandigheden in de
hedendaagse tuincentra. Bovendien zouden zij graag aan de laatste zin van artikel 1 onder 14
tussen de woorden perifere en detailhandelsactiviteiten toegevoegd zien "en/of grootschalige".
Beoordeling zienswijze.
Bij de opstelling van het bestemmingsplan is uitgegaan van de bestaande situatie en is ook qua
voorschriften in het bestemmingsplan aansluiting gezocht bij de reeds binnen de gemeente
bestaande systematiek en standaarden. Voor een wijziging/uitbreiding van de begripsbepaling
"Tuincentrum" in de zin als bedoeld door appellant bedoeld kunnen wij ons niet vinden. Enerzijds
vanwege het feit dat hierdoor afgeweken zou worden van de bestaande standaard omschrijving
maar vooral omdat uitbreiding van het assortiment als door appellant bedoeld zou betekenen dat
ook meubelen en andere woonassecoires verkocht zouden mogen gaan worden. In de gemeente
Breda zijn de meubelbranches verzameld op de woonboulevard en ten tijde hiervan is vastgelegd
in het detailhandelsbeleidsplan dat alleen nog meubelen en woonassecoires perifeer zijn
toegestaan op de concentratieplek zijnde de meubelboulevard. Er is op dit moment nog geen
aanleiding hiervan af te wijken.
Conclusie.
Deze zienswijze ongegrond te verklaren.
Juridische.
Tegen het vastgestelde bestemmingsplan kunnen alleen nog bedenkingen worden ingebracht bij
Gedeputeerde Staten door de indieners van de zienswijzen bij uw raad en door degene die aan kan
tonen redelijkerwijs niet in staat te zijn geweest zienswijzen tegen het plan kenbaar te maken.
Bovendien kan het college nu zelfstandig beslissen over eventuele toepassing van artikel 19 van de
Wet op de Ruimtelijke Ordening ten behoeve van plannen in het gebied die passen binnen dit
bestemmingsplan.
-2-