Het realiseren van een integrale inbedding van de werkwijze van trajectplaatsing en
trajectbegeleiding (casemanagement) in de werkprocessen van de organisatie waarbij dit heeft
geleid tot een zichtbare versnelling en vergroting van de effectiviteit van de sluitende aanpak.
De Minister van SZW stelt daarvoor, onder de hieronder genoemde voorwaarden, de volgende
rijksmiddelen beschikbaar:
Een bijdrage aan de invoering van een intensieve aanpak van het casemanagement
(trajectplaatsing en trajectbegeleiding) en de ombouw van de uitvoeringsorganisatie gericht op
uitstroom en activering en een bijdrage aan de intensivering van kinderopvang.
Voor casemanagement is beschikbaar: 3.335.000
Als bijdrage aan een intensivering van de kinderopvang een bedrag van maximaal 981.906 voor
de periode 2001 tot en met 2004, te verdelen naar rato van het aantal trajecten per jaar
Als bijdrage voor intensieve activering van nieuwkomers (statushouders asiel) een bedrag van
183.613,- voor de periode 2001 en 2002, te verdelen naar rato van het aantal trajecten voor 2001
en 2002.
Ten behoeve van experimenten een bedrag van maximaal PM (onder voorbehoud: NLG
1.208.333),- voor de periode 2001 tot en met 2004, te verdelen naar rato van het aantal trajecten
per jaar. Hierbij is er sprake van een trekkingsrecht; er wordt pas geld beschikbaar gesteld op
basis van concrete projectvoorstellen.
Daarnaast zijn nog centrale budgetten beschikbaar van NLG 35.000.000,- voor door meerdere
gemeenten uit de G26 in samenwerking uit te werken experimentvoorstellen in de periode 2001 tot
en met 2004 en NLG 3.000.000,- voor de onder 6.5. van het G26-plan van aanpak bedoelde
kwaliteitsverbetering.
Als voorwaarden voor de bijdrage van het Rijk gelden:
1Op 1 juli 2002, en vervolgens jaarlijks op 1 juli, wordt een evaluatie uitgevoerd teneinde te bepalen
of de gemaakte afspraken over het jaar daaraan voorafgaand zijn gerealiseerd en of er, gelet op de
conjuncturele situatie, aanleiding kan ontstaan om de afspraken bij te stellen.
2. De bevoorschotting van de bijdrage aan het casemanagement (trajectplaatsing en
trajectbegeleiding), inclusief de bijdrage voor kinderopvang, vindt jaarlijks plaats op basis van
100%.
3. De afrekening over het afgelopen kalenderjaar vindt uiterlijk 1 juli na dat jaar plaats op basis van de
volgende systematiek: jaarlijks wordt 50% van de middelen bepaald op basis van het
overeengekomen aantal trajecten in dat jaar en 50% van de middelen wordt bepaald op basis van
de overeengekomen uitstroom in dat jaar. De resultaten worden op basis van deze systematiek
vastgesteld en naar evenredigheid afgerekend.
Een uitzondering geldt voor de periode 1-7-2001 tot en met 31-12-2001, waarin voor 100%
afgerekend wordt op aantallen trajecten (omdat in deze periode nog geen uitstroom plaatsvindt) en
de periode 1-1-2005 tot en met 31-12-2006 waarin voor 100% afgerekend wordt op plaatsingen
(omdat dan in het kader van deze afspraken geen trajecten meer gestart worden)
4 De projecten worden gefinancierd op basis van lumpsum, waarbij als voorwaarde geldt de
goedkeuring van de nog in te dienen projectplannen.
5. De bijdrage kinderopvang wordt verstrekt t.b.v. extra ruimte om in de volgende met kinderopvang
samenhangende kosten te voorzien:
Vervoer van en naar kinderopvang;
Overbrugging van de periode tussen twee trajecten/een traject en werkaanvaarding;
Experimentele en daardoor duardere vormen van kinderopvang;
"Collectieve" kinderopvang gekoppeld aan de scholingsinstelling;
Informele opvang als tijdelijke oplossing als nog geen formele kinderopvang; beschikbaar is en
er acute behoefte aan kinderopvang bestaat.
6. Een halfjaar voordat de Wet basisvoorziening kinderopvang in werking treedt, wordt vastgesteld
op welke wijze de bijdrage voor kinderopvang wordt voortgezet.
7. Ten behoeve van een adequate informatievoorziening wordt overeengekomen dat de gegevens
voor de Abw statistiek zorgvuldig, tijdig en betrouwbaar worden aangeleverd. De monitor scholing
en activering wordt overeenkomstig het tijdpad in de regeling informatie Wet inschakeling
3