8
Onverminderd het bepaalde in artikel 26 van de Gemeentewet kan de voorzitter in het belang van de
orde de vergadering schorsen dan wel deze voortijdig sluiten.
Artikel 27 Beraadslaging
1De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad besluiten over één of meer
onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.
2. Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de
beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de
gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de
schorsingsperiode verstreken is.
Artikel 28 Deelname aan de beraadslaging door anderen
1De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, de
wethouder c.q. (loco-)burgemeester, de secretaris, de griffier en de voorzitter deelnemen aan de
beraadslaging.
2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van de raad genomen
alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang
wordt genomen.
Artikel 29 Stemverklaring
Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het
recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.
Artikel 30 Beslissing
1Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de
beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.
2. Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt na een stemming over eventuele amendementen, de
stemming plaats over het voorstel in zijn geheel, zoals het dan luidt, tenzij geen stemming wordt
gevraagd.
3. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het
voorstel over de te nemen eindbeslissing.
Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen
Artikel 31: Algemene bepalingen over stemming
1De voorzitter vraagt, of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook
de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming
is aangenomen.
2. In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de notulen vragen, dat zij geacht willen
worden te hebben tegengestemd of zich van stemming te hebben onthouden.
3. Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.
4. De voorzitter (of de griffier) roept de leden bij naam op hun stem uit te brengen, beginnende bij het
lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 19 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping
naar de volgorde van de presentielijst.
5. Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de
stemming moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.
6. De leden brengen hun stem uit door het woord 'voor' of 'tegen' uit te spreken, zonder enige
toevoeging.