m
Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 17202]
Dienst/afdeling: JZ
Betreft:
Inleiding
Voorstel
Motivering/Toelichting
Consequenties
Agendapuntnummer 8
Aantal bijlagen: -
Het vaststellen van het bestemmingsplan Princenhage.
Het bestemmingsplan Princenhage is opgezet teneinde een actuele planoiogisch-juridische regeling te
maken voor het gebied Princenhage.
Het gebied wordt begrensd door de Mastbosstraat, het Heuvelplein, de Heuvelstraat, de Tuinzigtlaan,
de Ettensebaan, de A16 en de Graaf Engelbertlaan.
Te besluiten tot vaststelling van het bestemmingsplan "Princenhage", een en ander overeenkomstig
het bij dit voorstel behorende concept-raadsbesluit.
Het ontwerp-bestemmingsplan Princenhage heeft met ingang van 29 maart 2001 voor een ieder
gedurende vier weken ter visie gelegen.
Tijdens die tervisielegging zijn 88 schriftelijke zienswijzen ingekomen.
De raad heeft het bestemmingsplan Princenhage naar aanleiding van de ingediende zienswijzen en
ambtshalve overwegingen, gewijzigd vastgesteld in haar vergadering van 28 juni 2001*.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant hebben bij besluit van 29 oktober 2001, nr. 766935 algehele
goedkeuring onthouden aan het plan vanwege een geconstateerde vormfout, inhoudende dat de
vaststelling van het plan op 11 juli 2001 is gepubliceerd, waarbij de aanvang van de
terinzageleggingstermijn óók op 11 juli 2001 is gesteld. Dit is in strijd met artikel 3:12 van de
Algemene wet bestuursrecht, waarin uitdrukkelijk is bepaald dat de kennisgeving/publicatie
voorafgaand aan de terinzagelegging plaats dient te vinden.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant zijn om die reden niet aan een inhoudelijke behandeling van
de ingediende bedenkingen en het plan toegekomen.
Op basis van de bepalingen van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de jurisprudentie* (o.a.
uitspraak 21-9-2000, nr. 200001227/P01) is de raad bevoegd het bestemmingsplan binnen 1 jaar na
de beslisdatum van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant ongewijzigd opnieuw vast te stellen,
zonder dat de voorprocedure (in casu de 1e tervisielegging voor het eventueel indienen van
schriftelijke zienswijzen) opnieuw hoeft te geschieden.
Het besluit van de raad van 28 juni 2001* wordt hierbij derhalve als ingelast beschouwd.
Voor het plangebied is een ontheffing op grond van de Wet geluidhinder nodig en deze is
aangevraagd op 26 oktober 2001
Bij besluit van 30 november 2001, nr. 800686 hebben Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant de
ontheffing verleend op basis van de Wet Geluidhinder.
Juridische
Op grond van het bepaalde in de Wet op de Ruimtelijke Ordening kunnen diegenen die zienswijzen
hebben ingebracht, danwel diegenen die kunnen aantonen daartoe niet in de gelegenheid te zijn
geweest, alsmede een ieder tegen de bij besluit van 28 juni 2001 vastgestelde wijzigingen,
bedenkingen inbrengen bij Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant en eventueel daarna beroep
instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
-1-