Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: 17684] Dienst/afdeling: JZ Betreft: Inleiding Voorstel Motivering/Toelichting Agendapuntnummer: 8 Aantal bijlagen: Beslissing op bezwaarschrift van I.E.D.O. van Hoven namens de heer A.J. Schoenmakers tegen het besluit van de gemeenteraad van 23 mei 2001 waarbij op grond van artikel 2 Wet voorkeursrecht gemeenten besloten werd om percelen die in het gebied "HSL-A16" aan te wijzen als gronden waarop de artikelen 10 tot en met 24, 26 en 27 Wvg van toepassing zijn. Op 28 januari 1999 is voor het gebied waarvoor het bestemmingsplan "HSL-A16" in voorbereiding is een voorkeursrecht als bedoeld in de Wet voorkeursrecht gemeenten gevestigd. Dit voorkeursrecht was maximaal 2 jaar geldig en is aldus op 28 januari 2001 verlopen. Op 23 mei 2001 wordt het bestemmingsplan "HSL-A16 Breda" vastgesteld. Tevens wordt op 23 mei 2001 besloten dat op basis van artikel 2 Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) een voorkeursrecht wordt gevestigd op de percelen die zijn gelegen in het gebied "HSL-A16". Deze percelen worden hierdoor aangewezen als gronden waarop de artikelen 10 tot en met 24, 26 en 27 Wvg van toepassing zijn. Het besluit tot het vestigen van het voorkeursrecht wordt op 28 mei 2001 bekendgemaakt. Op 6 juli 2001 wordt een bezwaarschrift ingediend door I.E.D.O. van Hoven namens de heer A.J. Schoenmakers. Op grond van de Verordening behandeling bezwaar- en beroepschriften is het bezwaarschrift ter advisering in handen gesteld van de Commissie voor bezwaar- en beroepschriften. De commissie heeft ter zake advies uitgebracht. Wij stellen u voor overeenkomstig het advies van de commissie te beslissen. Dit advies is integraal overgenomen onder de rubriek motivering/toelichting. de ingebrachte bezwaren ongegrond te verklaren. De gronden van het bezwaar luiden als volgt: Het bestemmingsplan "HSL-A16" is niet zodanig een activiteit waarvoor men de Wvg kan gebruiken. Met andere woorden de strekking en doelstelling van de Wvg zijn geheel anders. De commissie voor bezwaar- en beroepschriften heeft het volgende overwogen: Gesteld kan worden dat het bestemmingsplan juist wel een activiteit is waarvoor men de Wvg kan gebruiken. In de wet zelf is vastgesteld dat een bestemmingsplan kan dienen als planologische grondslag voor het toepassen van onder meer het voorkeursrecht op grond van artikel 2 lid 1 Wvg. De aan te wijzen 'gronden' moeten wel een bepaalde status hebben: planologisch gezien dient het voldoende vast te staan welke bestemming de gronden hebben. Maximale zekerheid omtrent de bestemming van de gronden kan pas verkregen worden indien het bestemmingsplan onherroepelijk is goedgekeurd. Uit de Memorie van Toelichting blijkt dat een bestemmingsplan dat is vastgesteld door de gemeenteraad voldoende zekerheid biedt omtrent de bestemming van de gronden. Aan deze eis wordt voldaan aangezien het bestemmingsplan "HSL-A16 Breda" op 23 mei 2001 door de gemeenteraad is vastgesteld. Het bestemmingsplan "HSL-A16 Breda" biedt dus de vereiste planologische grondslag voor de gemeenteraad om op grond van artikel 2 lid 1 Wvg de percelen die zijn gelegen in het gebied "HSL- A16" aan te wijzen als gronden waarop de artikelen 10 tot en met 24, 26 en 27 Wvg van toepassing zijn. Samenvattend oordeel: De commissie adviseert uw raad de bezwaren ongegrond te verklaren. -1-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2002 | | pagina 357