Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 18213]
Dienst/afdeling: JZ
Betreft:
Inleiding
Voorstel
Agendapuntnummer 8
Aantal bijlagen:1
Voorstel tot vaststelling van de verordening tot wijziging van de "Legesverorden ing Breda 1997"
3 april 2000 is de Wet op de Ruimtelijke Ordening gewijzigd. Deze wijziging had vnl. betrekking op de
artikel 19-procedure. Voor 3 april kon er door het voeren van een art. 19-procedure geanticipeerd
worden op een nieuw bestemmingsplan. Met de wetswijziging is de zgn. zelfstandige projectprocedure
geïntroduceerd waarbij, los van een bestemmingsplanprocedure, voor een bepaald bouwplan
vrijstelling van de geldende bestemmingsplanvoorschriften kan worden verleend door het voeren van
een art. 19 lid 1 procedure. De oude anticipatieprocedure kan nog steeds gevolgd worden door het
voeren van een art. 19 lid 2 procedure. Daarnaast is de oude kruimelregeling (art 18a WRO oud) ook
vernieuwd en uitgebreid. De procedure is opgenomen onder artikel 19 lid 3 WRO en de gevallen
wanneer deze vrijstellingsprocedure doorlopen kan worden staan vermeld in art. 20 van het Besluit op
de Ruimtelijke Ordening.
Als gevolg van deze wetswijziging heeft u op 20 april 2000 besloten om de verordening tot wijziging
van de "Legesverordening Breda 1997" vast te stellen.
Reeds toen was al bekend dat de nieuwe art. 19-procedures meer werk met zich mee zouden
brengen dan de oude. Echter gezien de feitelijke kosten en inkomsten in 1999 waren er onvoldoende
motieven om het legestarief te verhogen.
Vast te stellen de verordening tot wijziging van de "Legesverordening Breda 1997"
Motivering/Toelichting
Nu er inmiddels anderhalfjaar gewerkt is met de nieuwe vrijstellingsprocedures is duidelijk geworden
dat deze tarieven niet kostendekkend zijn. In 2001 bedroegen de kosten fl 792.432,- en de
opbrengsten fl 596.525,-. Deze kosten en opbrengsten hebben naast artikel 19 ook betrekking op
artikel 11 en 17 van de WRO. Het tekort bedraagt derhalve fl 195.907,-. Om de kostendekkendheid te
optimaliseren dienen de tarieven met 24 te stijgen. Hierbij is rekening gehouden met de
inflatiecorrectie.
Zoals hierboven is beschreven kunnen binnen art. 19 WRO een 3-tal procedures worden doorlopen
die verschillend van zwaarte zijn. Dientengevolge is de ambtelijk inspanning verschillend. Om deze
reden zijn de verschillende tarieven opnieuw met elkaar vergeleken.
Gebleken is dat de minimumtarieven voor artikel 11, 17, 19.2 en 19.3-procedure te laag zijn. Deze
zijn in overeenstemming gebracht met het tarief van de artikel 19.1-procedure. Daarnaast zijn de
procentuele tarieven voorde artikel 11, 17, 19.2 en 19.3-procedures verlaagd. De maximale tarieven
zijn eveneens in overeenstemming met die van artikel 19.1 gebracht. Bij artikel 11 en 19.2 is evenals
bij artikel 19.1 een staffeltarief opgenomen voor grote bouwplannen.
Op grond van artikel 20 lid 1 sub e van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening kan voor bestaande
opstallen (tot 1500 m2) binnen de bebouwde kom vrijstelling worden verleend voor een ander gebruik.
In dergelijke situaties is geen sprake van bouwen en kan derhalve geen bouwkosten gebonden tarief
opgenomen worden. Hiervoor in de plaats is gekozen voor een staffeltarief afhankelijk van de bruto
oppervlakte van het opstal. Het minimum tarief is hier hoger dan bij de andere 19.3
vrijstellingsprocedures omdat er bij een dergelijk verzoek geen aanvraag om bouwvergunning is
ingediend. In het laatste geval is er efficiency voordeel.
Ook het tarief voor publicatiekosten is onder de loep genomen. Dit tarief stond al enkele jaren op het
niveau van fl 200,- 90,-). Gezien de gestegen kosten moet dit tarief verhoogd worden naar 120,-.
-1-