Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: 17560] Dienst/afdeling: BZ Betreft: Inleiding Voorstel Agendapuntnummer 10 Aantal bijlagen: Vaststelling van de Verordening voor de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens Breda Ter uitvoering van de Europese privacyrichtlijn van 23 november 1995 is op 1 september 2001 de gewijzigde Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Wet GBA) in werking getreden, tegelijkertijd met de algemene privacywet: de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). De wet GBA bevat een specifieke privacyregeling die niet onder de werkingsssfeer van de Wbp (de opvolger van de Wet persoonsregistraties) valt. Daarom diende voor wat betreft de Wet GBA zelfstandig uitvoering gegeven te worden aan de richtlijn. Gegevensverstrekking op grond van de artikelen 96 en 100 van de Wet GBA moet bij verordening worden geregeld: het concept daarvan is onderwerp van het inliggend raadsvoorstel en-besluit. De Verordening voor de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens Breda vast te stellen. Motivering/T oelichting A. De Verordening voor de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens Breda. Algemeen De verordening is de uitwerking van de verplichting opgenomen in de artikelen 96 en 100 van de Wet GBA. Het verstrekken van gegevens op grond van deze artikelen is mogelijk, mits dat geregeld is bij of krachtens gemeentelijke verordening. Onder de 'oude' Wet GBA was de juridische basis voor gegevensverstrekking het Reglement voor de gemeentelijke bevolkingsadministratie, vastgesteld op basis van artikel 2, lid 2 van de Verordening persoonsregistraties gemeente Breda. Deze verordening is tegelijkertijd met de intrekking van de Wet persoonsregistraties komen te vervallen. Daarmee is aan het Reglement de juridische basis ontvallen en zal moeten worden ingetrokken. Bij gebreke van een gemeentelijke privacyverordening dient de gegevensverstrekking op grond van de hiervoor genoemde artikelen van de Wet GBA in een zelfstandige GBA-verordening te worden vastgelegd. De verordening bestaat uit een aantal onderdelen. Het eerste gedeelte bestaat uit algemene bepalingen die gelden voor de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (de artikelen 1 t/m 3). In het tweede onderdeel worden de vereisten van de aanpassingswet voor de Wet GBA uitgewerkt. Daarin worden uitsluitend die zaken geregeld die op grond van de Wet GBA geregeld moeten worden (artikelen 4 t/m 6). Naast de geautomatiseerde bevolkingsboekhouding (de GBA) heeft het college van Burgemeester en wethouders ook de zorg over het persoonsregister en het archiefregister toebedeeld gekregen. Vóór inwerkingtreding van de Wet GBA op 1 oktober 1994 werd de bevolkingsboekhouding in een papieren vorm bijgehouden nl. op persoonskaarten en archiefkaarten. In de artikelen 136 en 137 van de wet GBA is het privacyregime van deze wet op deze registers van toepassing verklaard. Dat betekent, dat de bepalingen van deze verordening ook op de verstrekking van gegevens uit het persoons- en archiefregister van toepassing zijn. Van belang is daarbij, dat het college op grond van artikel 91 van het Besluit GBA verplicht is deze registers 75 jaar (te rekenen vanaf 1 oktober 1994) te bewaren. Behalve de voor de GBA verplichte gegevens zijn er voor intern gemeentelijk gebruik persoonsgegevens opgenomen: de zogenaamde aangehaakte gegevens. Deze vallen vanaf 1 september 2001 onder de werking van de Wet bescherming persoonsgegevens en dus buiten de reikwijdte van deze verordening. In het kader van de Wet bescherming persoonsgegevens zal de verwerking van deze aangehaakte persoonsgegevens gemeld moeten worden bij het College voor de bescherming van persoonsgegevens. Ten slotte bevat onderdeel drie de overige bepalingen (de artikelen 7 en 8). Hierin zijn de algemene bepalingen van de verordening ondergebracht. -1-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2002 | | pagina 465