ssm
Gemeente Breda
Ons kenmerk
BES/2001.6013
Paginanummer
3 van 5
De gemeenteraad heeft met overname van dit advies het verzoek om planschadevergoeding
afgewezen.
II. Procedure
Het bezwaarschrift is, ter voorbereiding van de door de gemeenteraad daarop te nemen beslissing,
voorgelegd aan de commissie voor bezwaar- en beroepschriften (hierna de commissie). De
commissie heeft een hoorzitting gehouden op 14 mei 2002. Het verslag van de zitting is
bijgevoegd.
De commissie baseert haar advies op het procesdossier en de overige, bij partijen bekende
stukken.
III. Overwegingen van de commissie
Ontvankelijkheid
Het bezwaarschrift voldoet aan de vormvereisten van de Awb en kan derhalve in behandeling
worden genomen
Bezwaren
Namens reclamante heeft de heer G.J.H. Stevens een bezwaarschrift ingediend. Hij verwijst daarin
naar zijn brief van 9 november 2001 aan SAOZ, waarin hij reageert op het concept-advies d.d. 11
oktober 2001Hij heeft de volgende argumenten in zijn bezwaarschrfit aangevoerd:
De schadeloosstelling is nadelig beïnvloed door de reeds gerealiseerde industriële
bebouwing. Er heeft dus geen volledige schadeloosstelling plaatsgevonden.
De rechtbank heeft geen rekening gehouden met een bedrag voor pianschade, aangezien
dit niet tot uitdrukking komt in het deskundigenrapport noch in het vonnis.
Partijen zijn in strijd met het bepaalde in artikel 7, tweede lid van de Procedureverordening
niet in eikaars aanwezigheid gehoord Er is van de desbetreffende hoorzittingen geen
verslag opgemaakt, hetgeen naar de mening van de heer Stevens wel door de
Procedureverordening is voorgeschreven, terwijl partijen niet op eikaars standpunten
hebben kunnen reageren.
Er wordt voorbijgegaan aan het cumulatieve effect van de diverse in aanmerking
komende planologische regelingen.
Ten onrechte is geen vergelijking gemaakt tussen de twee planologische regimes, voor en
na het schadeveroorzakende besluit, zijnde de bepalingen van het bestemmingsplan
Heillaar-Steenakker en de herziening daarvan.
Juridisch kader
Op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kent de gemeenteraad de
belanghebbende op zijn of haar verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe,
voor zover blijkt dat deze ten gevolge van de bepalingen van een bestemmingsplan schade lijdt of
zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de
vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd,.
Op grond van artikel 40b van de Onteigeningswet wordt bij de bepaling van een
schadeloosstelling op grond van die wet de werkelijke waarde van de onteigende zaak, niet de
denkbeeldige, die de zaak uitsluitend voor de persoon van de rechthebbende heeft, vergoed. Bij
het bepalen van de werkelijke waarde wordt uitgegaan van de prijs, tot stand gekomen bij een
onderstelde koop in het vrije commerciële verkeer tussen de onteigende als redelijk handelende
verkoper en de onteigenaar als redelijk handelde koper.
w