Artikel 3:2 opbouw en besteding
1. Voor subsidie voor niet-reguliere jeugdsportactiviteiten komen in aanmerking verenigingen met
tenminste 25 leden, waarvan tenminste eenvijfde gedeelte bestaat uit jeugdleden en/of
mindervalide leden en die activiteiten organiseren die voldoen aan het gestelde in lid 3.
2. Het verzoek om subsidie bevat, naast het gestelde in Hoofdstuk 2 van de Beleidsregels
subsidieverstrekking Welzijn en Arbeidsmarktbeleid 2002:
a. een activiteitenplan met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt gevraagd. Deze
activiteiten betreffen de niet-reguliere verenigingsactiviteiten die zijn gericht op het
bevorderen van de maatschappelijke participatie van jeugdige en minder valide sporters.
b. een beknopt verslag, waarin wordt aangegeven op welke wijze de subsidie voor niet-
reguliere sportactiviteiten, zoals deze werd verleend in het tweedejaar, voorafgaand aan
het subsidiejaar, door de vereniging is besteed.
c. een opgaven van het werkelijke, in de gemeente Breda woonachtige, aantal jeugdleden en
het aantal minder valide leden per 1 januari van het jaar dat voorafgaat aan het
subsidiejaar. In deze opgave kan ieder lid slechts één maal worden geteld. De opgave
bevat een waarmerking door de erkende lokale, regionale of landelijke koepelorganisaties,
dan wel een goedkeurende accountantsverklaring.
3. Voor subsidiëring komen in aanmerking activiteiten die gericht zijn op de jeugd of minder valide
sporters en die de maatschappelijke dan wel sociale participatie van deze groepen bevorderen.
4. Deze activiteiten moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:
a. zij vinden in groepsverband plaats met tenminste 10 deelnemers. Bij minder dan 10
deelnemers is er geen grondslag voor subsidie;
b. er is sprake van een vorm van begeleiding en/of instructie;
c. er is sprake van een duidelijk doel
5. Activiteiten komen slechts in aanmerking voor subsidie als tenminste 80% van de deelnemers
woonachtig is in de gemeente Breda
6. Reguliere activiteiten van sportverenigingen, en derhalve niet subsidiabel, zijn trainingen,
wedstrijden en de direct hiermee verband houdende activiteiten.
Artikel 3:3 subsidienorm
1. Subsidie wordt uitsluitende verstrekt op basis van normbedragen.
a. De norm die wordt aangehouden is:
maximum bedrag per uur 10
maximum tijd per activiteit 2,5 uur
maximaal aantal gelijksoortige bijeenkomsten per kalenderjaar 50
maximum subsidiebedrag per reeks gelijksoortige bijeenkomsten
per kalenderjaar 1250
b. Voor het inhuren van professionele begeleiding geldt het normbedrag van:
maximum bedrag per uur 35
maximum bedrag per activiteit 105
maximum subsidiebedrag per jaar per cluster reeks aan gelijk
soortige activiteiten 5.250
c. Onder professionele begeleiding wordt verstaan de begeleiding door iemand die een daartoe
geëigende en door het rijk erkende beroepsopleiding succesvol heeft afgerond, dan wel een
functie vervult binnen een door de gemeente daartoe erkende organisatie die als zodanig
wordt genoemd in de desbetreffende CAO.
2. De subsidie bestaat maximaal uit een bedrag per jeugdlid en een bedrag per minder valide lid.
Het laatste bedrag is tweemaal zo hoog als het eerste.
3. Het bedrag per jeugdlid en het bedrag per minder valide lid wordt voor elk subsidiejaar door
Burgemeester en Wethouders vastgesteld. Het kan slechts worden toegekend als hiertoe, door
middel van een subsidieverzoek, wordt verzocht.
Voor het jaar 2003 wordt het bedrag per jeugdlid vastgesteld op 7.
De subsidie wordt uitsluitend verstrekt op basis van normbedragen, zoals genoemd in artikel 3:3
van deze Beleidsregels, te vermeerderen met een basissubsidie zoals genoemd in artikel 2:1
onder 1.
Bijzondere beleidsregels subsidieverstrekking Sportstimulering 2002
3