Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: 19165] Dienst/afdeling: VWLZ Niet alleen nieuwkomers, maar ook categorieën oudkomers moeten, of moeten de kans krijgen, om in te burgeren. Resultaatgerichtheid van inburgeringstrajecten. Het doe/perspectief. Het gangbare standpunt is de laatste twee jaar dat alle activiteiten binnen de inburgering in het teken van het doelperspectief van de inburgeraar moeten staan. Dit doelperspectief dient samen met de gemeente en andere instanties (zoals CWI, ROC) vastgesteld te worden. Vaak zal dit een arbeidsplaats zijn, maar het kan ook het opvoeden van kinderen zijn of het deelnemen aan sociale activiteiten. Tot nu toe bleef (en blijft) dat doelperspectief vaak te lang buiten beeld. Hierdoor verliezen veel inburgeraars hun interesse in het traject. Met als gevolg een moeizame voortgang, geringe verhoging van het taalniveau, weinig doorstroming en zelfs voortijdige uitval. Door het doelperspectief centraal te stellen verschuift het zwaartepunt van de aandacht voor migranten van het aanbieden van een inburgeringsprogramma van een bepaald aantal uur naar het plannen van iemands loopbaan. Dit kan gevolgen hebben voor zowel de duur van het inburgeringsprogramma, als voor de manier waarop dat wordt gefinancierd. Er zal op een creatieve manier omgegaan moeten worden met het koppelen van de verschillende middelenstromen die beschikbaar zijn voor inburgering (nieuwkomers en oudkomersmiddelen), reintegratiemiddelen en educatiemiddelen, om zodoende een traject op maat te kunnen realiseren. Er zal verder een doorlopende trajectbegeleiding moeten zijn, zonder knip als gevolg van andere wetgeving en/of andere ingezette middelen. Rechten en plichten. Daarnaast wordt meer dan in het verleden benadrukt dat zowel de gemeente als de individuele inburgeraar wederzijds rechten, maar ook plichten hebben in het proces van inburgering. De plicht van de inburgeraar om zich in te spannen om tenminste de kennis en vaardigheden te verwerven die nodig zijn om hier aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen wordt ook sterk benadrukt in het "Strategisch Akkoord voor kabinet CDA, LPF, WD." Het tijdig en succesvol afronden van een cursus wordt in dit akkoord gezien als voorwaarde voor nieuwkomers om een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd te krijgen. Ook wordt gesteld dat zij die eerder in ons land zijn toegelaten (oudkomers), afhankelijk zijn van een uitkering, geacht worden te werken en de Nederlands taal nog onvoldoende beheersen, de inburgeringscursus moeten volgen. Het niet tijdig en succesvol afronden van de cursus dient dan consequenties te hebben voor de uitkering. Deze plichten van de inburgeraar, die in de toekomst verregaande consequenties kunnen hebben (geen verblijfsvergunning, korting op de Abw-uitkering) legt een grote verantwoordelijkheid op degenen die de inburgeringscursussen bekostigen en verzorgen, dus de gemeente en de uitvoerende instellingen. Meer aandacht voor oudkomers. Een tweede ontwikkeling is dat veel meer dan voorheen aandacht wordt besteed aan de inburgering van oudkomers. Dit zijn migranten die al in Nederland waren voordat in 1998 de Wet Inburgering Nieuwkomers (WIN) van kracht werd. De inburgeringstrajecten die nieuwkomers sinds 1998 verplicht moeten volgen hebben zij dus gemist. Inburgeringstrajecten voor oudkomers zijn niet verplicht. De nieuwste regelgeving (aanvullende regeling oudkomers) geeft echter aan dat een eenmaal gestart traject niet vrijblijvend is. De oudkomers dient een contract te tekenen, en er moeten sancties volgen wanneer het traject zonder geldige reden niet wordt afgerond. Overigens kan het wél afronden van een traject ook positief worden gesanctioneerd. Resultaatgerichtheid. Meer dan in het verleden moet resultaatgericht worden gewerkt. Ten aanzien deze resultaten dient monitoring plaats te vinden. Het rijk verplicht de gemeente daartoe, maar het is uiteraard ook voor de gemeente zelfvan groot belang om te kunnen beoordelen in hoeverre er resultaten worden behaald. Dit streven vereist dat een aantal zaken worden verbeterd: de te behalen resultaten moeten goed worden gedefinieerd, en de administraties van gemeente en uitvoerende instellingen moeten zodanig op elkaar worden afgestemd dat monitoring (beter) mogelijk is. -2-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2002 | | pagina 777