Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: 19553] Dienst/afdeling: JZ Betreft: Inleiding Voorstel Motivering/T oelichting Agendapuntnummer: 7 Aantal bijlagen: -- Het afwijzen van een verzoek om planschadevergoeding ex artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van mevrouw J.A .L.M. Gruijthuisen, Mimosastraat 8 te Breda. Door mevrouw J.A.L.M. Gruijthuisen, Mimosastraat 8 te Breda is een verzoek om planschadevergoeding ex artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening ingediend. In dit planschadeverzoek stelt verzoekster dat door de realisering van woningen aan de Pioenroosstraat en die direct gelegen zijn achter haar woning Mimosastraat 8, haar onroerende zaak in waarde is gedaald. Om deze reden heeft zij een verzoek om planschadevergoeding ingediend. Te besluiten het verzoek om planschadevergoeding van mevrouw J.A.L.M. Gruijthuisen, Mimosastraat 8 te Breda, af te wijzen, een en ander overeenkomstig het bij dit voorstel behorende concept raadsbesluit. Zoals hiervoor reeds gesteld werd door mevrouw Gruijthuisen een verzoek om planschadevergoeding ingediend. Verzoekster is van oordeel dat door de realisering van woningen aan de Pioenroosstraat haar onroerende zaak in waarde is gedaald. De gerealiseerde woningen aan de Pioenroosstraat zijn direct gelegen achter de woning van verzoekster en maken onderdeel uit van het woningbouwproject De Zonnebloem. Het betreft een bouwplan van 25 woningen gerealiseerd op een perceel grond gelegen aan de Zonnebloemstraat. Voor de bouw van deze woningen werd op 29 juli 2000 vergunning verleend. Het perceel alwaar de woningen zijn gerealiseerd is gelegen in het geldende bestemmingsplan Breda- Zuid. Dit bestemmingsplan werd door uw raad vastgesteld in de vergadering van 22 oktober 1998 en door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant (gedeeltelijk) goedgekeurd bij besluit van 8 juni 1999. Bij besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 november 2000 is het bestemmingsplan Breda-Zuid onherroepelijk geworden. In het bestemmingsplan Breda-Zuid is het perceel alwaar de woningen zijn gerealiseerd opgenomen in de bestemming Woongebied en nader aangeduid als ontwikkelingslocatie nr. 3. Het gerealiseerde bouwplan was niet geheel in overeenstemming met de voor deze locatie in de planvoorschriften opgenomen randvoorwaarden, omdat het toegestane bebouwingspercentage werd overschreden. De strijdigheid met de bestemmingsplanvoorschriften werd opgeheven door gebruikmaking van de vrijstellingsmogelijkheid zoals opgenomen in artikel 6.III.1.A van de planvoorschriften. Wij hebben het dossier met het bouwplan en de verleende vergunning voor uw raad ter inzage gelegd. Het terrein was voorheen opgenomen in het bestemmingsplan Verspreid Liggende Terreinen dat door de raad werd vastgesteld in de vergadering van 12 januari 1981. Aan het onderhavige terrein werd door Gedeputeerde Staten echter goedkeuring onthouden. Bij Koninklijk Besluit van 11 februari 1985 werd het door de gemeente hiertegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Dit betekende dat er toen geen bestemmingsplan van kracht was. Wij hebben de hierop betrekking hebbende stukken voor u ter inzage gelegd. Artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening bepaalt onder andere dat, indien en voor zover blijkt, dat een belanghebbende ten gevolge van de bepalingen van onder meer een bestemmingsplan of een besluit als bedoeld in de artikel 17 en 19 WRO schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd de gemeenteraad hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toekent. w -1-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2002 | | pagina 914