Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: 19483] Dienst/afdeling: BWT Artikel 2.1.8 Bijzondere bepalingen omtrent de aanvraag om bouwvergunning woonwagens en standplaatsen De onderhavige wijziging houdt verband met de toevoeging van een nieuw artikel 40a aan de Woningwet. Hierdoor komen de indieningsvereisten in de bouwverordening te vervallen. Artikel 2.2.1 Ontvangst van de aanvraag De onderhavige wijziging is om dezelfde reden doorgevoerd als de wijziging van artikel 2.1.1. Artikel 2.2.2 Samenloop met vrijstelling ruimtelijke ordening De onderhavige wijziging is om dezelfde reden doorgevoerd als de wijziging van artikel 2.2.1 Artikel 2.2.3 Bekendmaking van termijnen De onderhavige wijziging is doorgevoerd om dezelfde reden als de wijziging van artikel 2.2.1. Artikel 2.2.4 In behandeling nemen en fasering bouwvergunningverlening De onderhavige wijziging is doorgevoerd om dezelfde reden als de wijziging van artikel 2.1.1. Artikel 2.2.5 In behandeling nemen en bodemonderzoek Het Besluit indieningsvereisten bepaalt in artikel 4 juncto artikel 1.2.6, letter e van de bijlage, dat een onderzoeksrapport over de bodemgesteldheid moet worden overgelegd. In de toelichting op het besluit wordt onder punt 3.2.7, letter e, aangegeven aan welke eisen dit onderzoek moet voldoen. Over het in behandeling nemen van een aanvraag en de gevallen waarin burgemeester en wethouders de aanvrager in de gelegenheid stellen de ontbrekende stukken alsnog in te dienen gaan de artikelen 47 Woningwet en 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht. In het Besluit worden de gevallen genoemd waarin een onderzoeksrapport niet behoeft te worden overgelegd. De voorprocedure - voorafgaand aan het indienen van een aanvraag om bouwvergunning - waarbij een gemeentelijke dienst, meestal de milieudienst, een oordeel geeft over de onderzoeksopzet van het onderzoeksrapport is als verplicht onderdeel om te komen tot een aanvraag om bouwvergunning overbodig geworden nu de NEN 5740 deze materie nagenoeg geheel bestrijkt. De verplichting het onderzoek te verrichten volgens deze NEN blijft gehandhaafd. Ingeval de aanvrager twijfel heeft over de keuze van de onderzoeksopzet, staat het hem vrij hierover bij de desbetreffende dienst of afdeling van de gemeente informatie te vragen en een vooroverleg te voeren. Artikel 2.3.1 Welstandscriteria Deze wijziging vloeit voort uit de ingrijpende wijziging van het welstandstoezicht in de Woningwet. In artikel 12, eerste lid van die wet, wordt thans geregeld dat de welstandstoets alleen mag plaatsvinden aan de hand van de criteria die zijn neergelegd in de welstandsnota. Artikel 2.3.1 MBV hangt nauw samen met artikel 9.1, zoals opgenomen in de modelbouwverordening tot deze achtste serie wijzigingen. Tot het moment dat in de gehele gemeente een gemeentelijke welstandsnota van kracht wordt, doch uiterlijk tot 1 juli 2004, mag in dat deel van de gemeente waarvoor nog geen deelnota ten aanzien van welstand is vastgesteld het oude recht nog worden toegepast en gelden de bepalingen van de bouwverordening die betrekking hebben op welstand zoals zij golden op de dag vóór inwerkingtreding van gewijzigde Woningwet. Artikel 2.3.1 MBV is van belang teneinde in de overgangsperiode bouwaanvragen te kunnen blijven toetsen aan de criteria van artikel 9.1 (oud) MBV. Artikel 2.4.1 Verbod tot bouwen op verontreinigde grond In artikel 8 van de Woningwet is verontreinigde grond vervangen door verontreinigde bodem. Deze gewijzigde terminologie wordt verwerkt. De bestaande tekst van artikel 2.4.1 is een letterlijke herhaling van letter c van het tweede lid van artikel 8 van de Woningwet voordat deze werd gewijzigd. Thans wordt met het tekstvoorstel aangesloten bij het tweede en derde lid van het gewijzigde artikel 8 van de Woningwet. Over de wijze van onderzoeken, de aard en de omvang van dit onderzoek en het onderzoeksrapport staan voorschriften in artikel 1.2.6, letter e van hoofdstuk 1 van de bijlage bij het Besluit Indieningsvereisten. -3-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2002 | | pagina 932