Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 19483]
Dienst/afdeling: BWT
Artikel 2.7.4 Eis tot aansluiting aan de openbare riolering
Uit milieuhygiënische overwegingen wensen verscheidene gemeenteraden
tegenwoordig een regeling te treffen voor de verplichte afvoer van het hemelwater van
individuele bouwwerken en terreinen, anders dan door middel van de traditionele
aansluiting op het gemeenteriool. Hiermee beogen zij het hemelwater aan de bodem toe
te laten voegen om op deze wijze zo veel mogelijk bij te dragen aan de instandhouding
van het grondwaterpeil en aan het tegengaan van verdroging van het milieu.
In een dergelijk geval moeten voor de afvoer van het hemelwater op het eigen erf of
terrein van het op te richten bouwwerk voorzieningen worden getroffen, bestaande uit
een opvang- en bezinkingsmogelijkheid van voldoende capaciteit. Afhankelijk van de
grootte van het erf en de bodemgesteldheid ter plaatse kan die infiltratievoorziening
bestaan uit een in de grond aangebrachte infiltratieput, een drainage, een grindbak, een
bezinkingsvijver of een daarmee gelijk te stellen voorziening.
De regeling voor de bedoelde milieuvriendelijke lozing van hemelwater is verwerkt in
de artikelen 2.7.4 en 2.7.5 van de Bouwverordening 1992.
De aan te leggen infiltratievoorziening moet op voldoende afstand van de perceelgrens
en op voldoende afstand van de te stichten of reeds aanwezige bebouwing worden
gesitueerd. Dit om verzakking van deze bouwwerken en overlast voor de belendende
percelen te voorkomen. Genoemde afstand is geen absoluut gegeven, maar is
afhankelijk van de hoeveelheid te lozen hemelwater in relatie tot de aard van de
bodemgesteldheid en de te ontwerpen infiltratievoorziening. Daarom is een
ontheffingsmogelijkheid opgenomen voor bouwplannen waarin een
alternatieve lozingsvoorziening voor hemelwater niet op verantwoorde wijze kan
worden gerealiseerd vanwege de bebouwingsdichtheid en/of de bodemgesteldheid.
Artikel 2.7.5 Aansluiting anders dan aan de openbare riolering
Deze wijziging is om dezelfde reden doorgevoerd als die van artikel 2.7.4.
Hoofdstuk 3 De melding
De onderhavige wijziging heeft betrekking op het vervallen van artikel 42 Woningwet.
Artikel 3.1 De wijze van melden
Deze wijziging is om dezelfde reden doorgevoerd als die van artikel 3.1
Artikel 3.2 Welstandscriteria
De onderhavige wijziging is om dezelfde reden doorgevoerd als die van artikel 3.1
Artikel 4.1 Intrekking bouwvergunning bij niet-tijdige start of tussentijdse staking van
bouwwerkzaamheden
De onderhavige wijziging heeft betrekking op de wijziging van artikel 59, eerste lid van de
Woningwet. In de toelichting wordt ingegaan op een wijziging van artikel 59 van de
Woningwet, waarbij een nieuwe intrekkingsgrond wordt toegevoegd, namelijk naar aanleiding
van een integriteitsbeoordeling.
Artikel 4.2 Op het bouwterrein verplicht aanwezige bescheiden
De eerste wijziging heeft dezelfde reden als het vervallen van artikel 3.1De tweede wijziging
is om dezelfde reden doorgevoerd als die in artikel 2.5.1
Artikel 4.3 Wijzigingen in gegevens bouwregistratie
De onderhavige wijziging heeft dezelfde reden als de wijziging van artikel 2.1.1.
Artikel 4.6 Opmetingen, ontgravingen, opbrekingen en onderzoekingen
In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staat artikel 5:18 over onderzoek, opneming en
monsterneming. Omdat niet vaststaat dat onder dit artikel van de Awb ook het op- en
openbreken van bouwkundige constructies wordt begrepen, is ondanks het bestaan van artikel
5:18 Awb artikel 4.6 MBV gehandhaafd. Het is wenselijk hierover een verwijzing op te nemen
in de toelichting en daarbij de complementariteit van de MBV ten opzichte van in dit geval de
Awb aan te geven.