p. 6/18 a. deze eigenaar of erfpachter overlegt als bijlage bij het in artikel 3 bedoelde aanvraagformulier aan het College een Verklaring overeenkomstig een door het College opgesteld model waaruit blijkt dat deze eigenaar of erfpachter zich op de datum van Verwerving jegens het College heeft verplicht het Bedrijfsterrein te (doen) saneren, terwijl b. uit de onder a. bedoelde Verklaring tevens blijkt dat de eigenaar of erfpachter naar genoegen van het College financiële zekerheid heeft gesteld voor het bedrag ter grootte van de Saneringskosten verminderd met de mogelijk aanspraak op de Subsidie die zou hebben te gelden voor de eigenaar of erfpachter van wie hij het Bedrijfsterrein heeft verworven. Indien de eigenaar of erfpachter van een in gebruik zijnd Bedrijfsterrein aan de voorwaarden in de in de eerste volzin van deze bepaling voldoet, wordt hij bij de bepaling van de hoogte van de Subsidie zoals bedoeld in artikel 7 gelijk gesteld met degene van wie hij rechtstreeks de eigendom of de erfpacht heeft verworven. 6.3 Het in artikel 6.1, onder h., bedoelde saneringsplan heeft betrekking op het gehele geval van ernstige verontreiniging zoals bedoeld in artikel 1 Wbb. In afwijking van de vorige volzin mag in milieuhygiënisch urgente gevallen, waarbij de verontreiniging zich over meer percelen uitstrekt dan slechts het Bedrijfsterrein, het saneringsplan betrekking hebben op uitsluitend de verontreiniging ter plaatse van het bedrijfsterrein en daarmee op een deelsanering indien aan de navolgende voorwaarden is voldaan: de bron van de verontreiniging bevindt zich niet op het bedrijfsterrein, en; een gezamenlijke aanpak van de sanering van het gehele geval van de verontreiniging is naar het oordeel van het bevoegd gezag in de zin van de Wbb niet mogelijk, en; naar het oordeel van het bevoegd gezag in de zin van de Wbb bestaan geen milieuhygiënische bezwaren tegen een deelsanering. De in de vorige alinea geformuleerde uitzondering geldt uitdrukkelijk niet in het geval de sanering van de verontreiniging van het Bedrijfsterrein uitsluitend verplicht is als gevolg van de activiteiten die ter plaatse van het Bedrijfsterrein worden verricht, zoals bedoeld in artikel 6.1, onder f., tweede tenzij het een dermate omvangrijk geval van diffuse verontreiniging betreft dat het eisen van de sanering van het gehele geval van verontreiniging naar het oordeel van het bevoegd gezag kennelijk onredelijk zou zijn.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2003 | | pagina 46