p. 16/18
voorwaarden ook in de interimperiode overdraagbaar te maken, in die zin dat
degene die het bedrijfsterrein heeft verworven op een tijdstip nadat deze (Model-)
Subsidieverordening in werking is getreden aanspraak kan maken op een Subsidie
van dezelfde omvang als waarop zijn voorganger recht had kunnen doen gelden. Een
model van de in artikel 6.2 bedoelde Verklaring is aan deze (Model-)
Subsidieverordening gehecht.
Artikel 6.3 is een uitwerking en verduidelijking van hetgeen in de Notitie, blz. 3,
onder 5 over de reikwijdte van de regeling, is te lezen. Overeenkomstig het
bepaalde in de Wet bodembescherming is als voorwaarde voor de subsidieverlening
gesteld dat een saneringsplan -en daarmee een sanering- het gehele geval van
ernstige verontreiniging in de zin van artikel 1 Wbb betreft, ook wanneer dat
Bedrijfsterrein deel uitmaakt van een groter verontreinigd geval van verontreiniging
in de zin van artikel 1 Wbb. Wanneer een gezamenlijk aanpak van de verschillende
percelen waarop het geval van verontreiniging is gelegen niet mogelijk is, de bron
van de verontreiniging niet op het Bedrijfsterrein is gelegen en ook geen
milieuhygiënische bezwaren tegen een deelsanering bestaan, kan echter worden
gekozen voor een deelsanering die zich beperkt tot de perceelgrenzen van het
Bedrijfsterrein. Die weg staat echter in beginsel niet open, zo blijkt uit de tweede
volzin van de hier besproken bepaling, wanneer zich de situatie van artikel 6.1
onder f., tweede voordoet (niet-milieuhygiënisch urgente gevallen, waarvan de
sanering verplicht is op grond van bijvoorbeeld bouwactiviteiten). In dat geval zal
de sanering van het gehele geval van ernstige verontreiniging ter hand moeten
worden genomen, tenzij het een dermate omvangrijk geval van diffuse
verontreiniging betreft dat het vereiste van sanering van het gehele geval kennelijk
onredelijk zou uitpakken. Deze laatste uitzondering ziet op de situatie dat gesaneerd
wordt als gevolg van bouwactiviteiten in een binnenstad waar ter plaatse van een
groot aaneengesloten gebied een diffuse verontreiniging aanwezig is die als één
geval van ernstige verontreiniging dient te worden beschouwd. In een dergelijke
situatie kan van de bouwende ondernemer in redelijkheid niet worden gevergd
(nagenoeg) de gehele binnenstad te saneren.
Uiteraard staat ook bij deze deelsanering voorop dat de sanering niet slechts mag
bestaan uit het herschikken van de grond op het Bedrijfsterrein. Met een dergelijke
herschikking zal immers geen wezenlijke verbetering van de bodemkwaliteit worden
bereikt.
De situatie kan zich voordoen dat reeds voor of na de inwerkingtreding van de
subsidieverordening een instemmende beschikking op een deelsanering is
verkregen en deze deelsanering ook al is aangevangen of uitgevoerd. In dat geval
kan voor het restant van het geval een apart saneringsplan worden ingediend
waarop volgens de Wbb uitgaande van het (resterende) geval zal moeten worden
beschikt. Een aanvraag tot subsidieverlening voor de uitvoering van dat nieuwe