Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 20805]
Dienst/afdeling: PM
De sheddaken, waardoor de tentoonstellingsruimten vanuit het dak lichttoetreding kregen zijn vervangen
door een traditioneel dak met een beperkt aantal lichtkoepels. De lichttoetreding van het auditorium,
d.m.v. een lichtkoepel op het binnenterrein, is bescheidener vorm gegeven en zal daardoor het
binnenterrein niet meer prominent beheersen.
In het PVE worden voor de ruimten voor depot, werkplaatsen en de quarantaineruimte een vrije hoogte
omschreven van 4.00 m. Omdat deze ruimten nu in de huidige artotheek worden geplaatst is de
maximale hoogte 3.00 m. Dit levert overigens geen probleem op met betrekking tot de regelgeving en/of
functioneel gebruik. In overleg met de gebruiker en de adviseurs zijn de positie van de leidingen bepaald.
Hierdoor is het gebouw nu beter toegerust op de eisen voor het tentoonstellen in de toekomst. Het
voorliggende VO is een logisch vervolg en uitwerking van het eerder vastgestelde schetsontwerp c.q.
PVE en vormt de basis voor het Definitief Ontwerp.
Welstand
Het voorliggende plan is besproken met de commissie Welstand en monumenten op 19 maart 2003.
Naar aanleiding van opmerkingen van de commissie op 19 juni 2002 heeft de architect een aantal
alternatieve mogelijkheden voor de gevel aan de Pasbaan onderzocht.
De commissie Welstand is van mening dat het voorliggende ontwerp, waaraan door de architect de
voorkeur wordt gegeven, met twee soorten glas, aanmerkelijk is verbeterd ten opzichte van het vorige
ontwerp. Ze geeft in overweging om nog een variant met glas en baksteen uit te werken. Ook maakt de
commissie een opmerking over de sfeer van de binnenplaats en vraagt aandacht voor de materialisatie
van de wanden. De commissie heeft evenwel veel waardering voor de conceptuele aanpak van de
architect. De architect wordt in de gelegenheid gesteld om de optie te onderzoeken van een gemetselde
gevel op een glazen plint. De opmerkingen van de commissie zullen worden betrokken in de
overwegingen bij de volgende fase van het Definitief Ontwerp. In de DO fase wordt de verschijningsvorm
definitief vastgelegd.
Bouwhistorische gegevens.
In de commissievergadering van 13 november 2002 en in de gemeenteraadsvergadering van 28
november zijn, naar aanleiding van opmerkingen van insprekers, vragen gesteld met betrekking tot de
noodzakelijkheid voor het uitvoeren van een bouwhistorisch onderzoek. Daarop is de bouwhistorisch
informatie ter visie gelegd en zijn de commissieleden geïnformeerd over de begripsformulering met
betrekking tot bouwhistorisch onderzoek. Alle dossiers met betrekking tot de bouwhistorische informatie
zijn na de raadsvergadering van 28 november bij de griffie ter inzage gelegd.
Een bouwhistorische verkenning ('snelle schouw') wordt uitgevoerd als er niets of weinig van het object
bekend is. Vaak gaan er monumentale bouwstructuren schuil achter moderne gevels en kunnen als
zodanig niet worden herkend en erkend. Deze verkenningen kunnen aanleiding vormen voor een
verdergaand bouwhistorisch onderzoek. Aan de hand van dit onderzoek wordt het object beoordeeld en
wordt er een waardestelling voor de verschillende bouwelementen geformuleerd in drie classificaties.
1Zeer waardevol; behoud noodzakelijk.
2. Waardevol; behoud wenselijk.
3. Indifferentvervanging mogelijk.
Omdat van de Beyerd alles bekend is en hiervan een volledig dossier aanwezig is, was extra onderzoek
niet nodig. Tevens is het object door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg beschreven en is de
voorgestelde verbouwing getoetst. Op basis van de beschrijving en toetsing c.q. advies van de
Rijksdienst betekent dit, dat van de huidige Beyerd het voorhuis, de voorgevel en de interne
bouwstructuur tot de categorie 'zeer waardevol' behoort. De zijgevel van het voorhuis en de gevels van
de binnenplaats kunnen als waardevol worden beschouwd en de rest, inclusief artotheek als indifferent.
Bij het schetsontwerp en het Voorlopig Ontwerp is met bovenstaande rekening gehouden. Dit heeft er toe
geleid dat het voorhuis als 'zeer waardevol' wordt behandeld. Voor de achterbouw geldt een
belangenafweging in relatie met het nieuw te bouwen museale gedeelte. Door de Rijksdienst is in haar
advies het plan functioneel, logistiek en museaal (dus cultureel) goed doordacht genoemd.