Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 21039]
Dienst/afdeling: VERKEER
In 2001 is de vervoerovereenkomst verlengd tot 1-1-2004 en is een convenant afgesloten onder de titel
"Op weg naar CVV in West-Brabant" waarin de afspraken over een drietal onderwerpen werden
vastgelegd inzet en verdeling van OV-subsidie, ontwikkeling van het vervoer en intensivering van de
samenwerking. In het convenant is de intentie om de gemeenschappelijke regeling te wijzigen reeds
neergelegd. De organisatie en aansturing van het deeltaxivervoer is steeds complexer geworden.
Wijziging van regeling is noodzakelijk om de volgende redenen:
de provincie Noord-Brabant, als verantwoordelijke overheidsinstantie voor het streekvervoer en dus ook
voor interlokale deeltaxireizigers (voorzover niet met een WVG-vervoerpas) wil formeel deel uitmaken
van de samenwerking en wil toetreden tot de gemeenschappelijke regeling. In afwachting van een
gewijzigde regeling betaalt de provincie al sinds 2001 haar aandeel (éénderde deel) in de kosten van
de ondersteunende organisatie en neemt zij deel aan het portefeuillehoudersoverleg KCV.
Formeel heeft de provincie echter (nog) geen positie;
inmiddels willen ook de gemeenten Aalburg en Alphen-Chaam toetreden tot de samenwerking;
over de inzet van een deel van de OV-subsidiegelden vindt besluitvorming binnen het
samenwerkingsverband plaats, waarbij in laatste instantie de bevoegdheid uiteraard ligt bij de
gemeentebesturen en het provinciale bestuur. Dit is echter geen taak of bevoegdheid die in de
vigerende regeling is opgenomen;
de verdeling en inzet van de OV-subsidiegelden evenals de verscheidenheid in posities tussen partijen
(vanuit OV- en WVG-taken) vereisen een differentiatie binnen het artikel over de stemverhoudingen.
Ook een geconstateerde juridische onvolkomenheid noopt tot wijziging van de regeling. Om een aantal
redenen is het noodzakelijk om de huidige regeling zonder rechtspersoonlijkheid om te zetten naar een
regeling met rechtspersoonlijkheid (een openbaar lichaam).
De redenen hiervoor zijn:
ter uitvoering van besluiten van het portefeuillehoudersoverleg KCV moeten opdrachten aan derden
verstrekt worden. De opdrachtgever (het samenwerkingsverband) heeft nu geen
rechtspersoonlijkheid en is dus niet bevoegd om rechtshandelingen te plegen. Bij
conflicten/geschillen dienen opdrachtnemers feitelijk alle afzonderlijke deelnemers aan te spreken.
Het "toekennen van rechtspersoonlijkheid" aan het samenwerkingsverband is niet enkel noodzakelijk
in verband met haar positie naar derden toe; ook vanwege de te betrachten zorgvuldigheid naar deze
derden toe is dit bijzonder wenselijk;
één van de kerntaken van het samenwerkingsverband is het beheer van de lopende, door de
gemeenten gesloten vervoerovereenkomsten. In een aantal situaties is terstond en daadkrachtig
optreden noodzakelijk gebleken. Hierbij is het kunnen opereren vanuit een duidelijke rechtspositie
een belangrijke voorwaarde;
voor het samenwerkingsverband is een begroting opgesteld, waarin inzicht verschaft wordt in de
steeds complexer wordende financiële organisatie. De gehele financiële afwikkeling verloopt namelijk
via de regeling. In de begroting gaat zo'n 15 miljoen om. Voordeel van de gewijzigde regeling is
dat de begrotings- en verantwoordingsprocedure, conform de Wet Gemeenschappelijke Regelingen,
volstrekt helder is;
-2-