Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 21288]
Dienst/afdeling: CAJZ
Betreft:
Voorstel
Motivering/Toelichting
Agendapuntnummer: 3
Aantal bijlagen:
Beslissing op bezwaar t.a.v. voorbereidingsbesluit voor delen van het buitengebied Teteringen.
Inleiding
Bij besluit van 30 mei 2002 heeft uw raad het besluit genomen om een voorbereidingsbesluit te nemen
voor delen van het buitengebied van Teteringen Tegen dit besluit heeft de heer mevrouw J. de Jong
tijdig een gemotiveerd bezwaarschrift ingediend. Dit bezwaarschrift is in handen gesteld van de
commissie voor bezwaar- en beroepschriften. Zij heeft op 25 juni 2003 een hoorzitting gehouden en
adviseert uw raad de bezwaren ongegrond te verklaren.
Overeenkomstig het advies van de commissie voor bezwaar- en beroepschriften het bezwaar ongegrond
verklaren.
Op 30 mei 2002 heeft de gemeenteraad van Breda het besluit genomen om een voorbereidingsbesluit te
nemen voor het buitengebied van Teteringen.
Op 23 mei 2001 had de gemeenteraad ook reeds een - eensluidend - voorbereidingsbesluit genomen.
De reden voor het nemen van het onderhavige voorbereidingsbesluit is dat de werkingsduur van
voornoemd voorbereidingsbesluit d.d. 23 mei 2001 op 3 juli 2002 is afgelopen. Om ongewenste
ontwikkelingen tegen te kunnen gaan is door de raad op 30 mei 2002 een nieuw voorbereidingsbesluit
genomen, waaraan een aanlegvergunningstelsel is verbonden. Dit om de in het structuurplan "Breda
Noordoost - Teteringen" vastgelegde stedenbouwkundige ontwikkeling niet te doorkruisen. Het opnieuw
nemen van een voorbereidingsbesluit voorkomt ongewenste nieuwvestiging van agrarische bedrijven
binnen het plangebied, zoals intensieve veehouderij, boomteelt en/of glastuinbouwbedrijven.
Verder voorkomt het voorbereidingsbesluit de aantasting van de visuele openheid van de Lage
Vuchtpolder. Daarom is in het voorbereidingsbesluit bepaald dat voor het verrichten van bepaalde
werkzaamheden binnen dat gebied, zoals het beplanten van gronden met opgaand houtgewas voor sier-
of boomteelt een aanlegvergunning van het college nodig is.
Voor zover het bezwaar van reclamant zicht richt tegen het aanlegvergunningstelsel, zijnde algemeen
verbindende voorschriften, is de commissie van mening dat deze bezwaren, gelet op het bepaalde in de
artikelen 8:2 en 7:1 Awb niet-ontvankelijk zijn.
Ten aanzien van de overige bezwaren overweegt de commissie als volgt.
In de uitspraak van de president van de rechtbank Zutphen d.d. 1 februari 2001, (Justex afl. 4, nr. 66,
00/1348, www.rechtspraak.nl, LNJ-nummer AB0219) is ingegaan op de wijze van toetsing van
voorbereidingsbesluiten. In deze uitspraak is bepaald dat de mogelijkheid tot het nemen van een
voorbereidingsbesluit niet aan wettelijke beperkingen is onderworpen.
De commissie kan slechts tot herroepen van het voorbereidingsbesluit overgaan indien het nemen van
het voorbereidingsbesluit in planologisch opzicht onredelijk is te achten. Dit betekent dat de commissie
slechts een terughoudende toetsing van het voorbereidingsbesluit toekomt.
De commissie overweegt dat gesteld kan worden dat het belang van het niet doorkruisen van de
stedenbouwkundige voorschriften van structuurplan "Breda Noordoost - Teteringen", alsmede het belang
van het niet aantasten van de visuele openheid van de Lage Vuchtpolder zwaarder weegt dan het
individuele belang van bezwaarde.
Gelet op het voorgaande acht de commissie de (ontvankelijke) bezwaren van reclamant ongegrond.
-1-