Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: 21276] Dienst/afdeling: RO Dat er in 1974 bouwvergunning is verleend voor het verbouwen van de toenmalige boerderij tot woning heeft, anders dan belanghebbende veronderstelt, als zodanig geen 'legaliserende' werking in die zin, dat toekomstige verbouwingen en uitbreidingen in strijd met de agrarische bestemming toegelaten zouden kunnen en moeten worden. Ook het gebruik van het gehele perceel en de andere opstallen voor woondoeleinden kan daardoor niet geacht worden planologisch toelaatbaar te zijn geworden. Zulks te meer niet, omdat de van de vergunning deel uitmakende vergunningaanvraag expliciet aangeeft dat die gronden en gebouwen een zekere agrarische functie zouden behouden. Wel dient hierbij te worden aangenomen dat handhavend optreden tegen het gebruik van de destijds verbouwde boerderij voor 'gewone' woondoeleinden door de verleende vergunning niet langer mogelijk zou zijn geweest. Het nieuwe bestemmingsplan Breda-Zuid heeft een belangrijk deel van de gronden, waaronder de woning met diverse andere gebouwen, een positieve bestemming voor woondoeleinden gegeven. De overige omliggende gronden van belanghebbende zijn thans bestemd tot "Natuurgebied", waar op grond van de bijbehorende planvoorschriften alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming tot een hoogte van 2 m1 zijn toegelaten en voor bepaalde werkzaamheden een aanlegvergunning vereist is. Gezien de ligging, aard en inrichting van de opstallen en de daaromheen gelegen gronden, die thans een woonbestemming hebben gekregen, ontleent dit deel van belanghebbende's object zijn hoogste waarde aan de hoedanigheid van burgerwoning c.a. en niet aan bouw- en gebruiksmogelijkheden voor een agrarisch bedrijf. Het feitelijk bestaande, doch formeel met de bestemming strijdige gebruik is hiermee gelegaliseerd, terwijl belanghebbende thans ook bouwmogelijkheden heeft gekregen welke hij voorheen als niet-aqrariër ontbeerde. De positieve bestemming die het nieuwe bestemmingsplan aan de woning met een bijzonder ruime kavel eromheen heeft gegeven, levert dan ook een planologisch voordeel voor belanghebbende op, zelfs rekening houdend met het voorheen al door de vergunningverlening impliciet toegestaan zijn van het gebruik van de voormalige boerderij als woning. Ten aanzien van de overige gronden van belanghebbende is de schadebeoordelingscommissie van oordeel dat gesteld kan worden dat de wijziging van de bestemming van "agrarisch" in "natuurgebied" leidt tot een beperking van de aanwendingsmogelijkheden hiervan. Het gebruik voor agrarische bedrijfsdoeleinden is niet langer toegestaan en mogen bepaalde werken of werkzaamheden, anders dan in het kader van normaal onderhoud, alleen na verlening van een aanlegvergunning worden uitgevoerd. Dit deel van de planmutatie dient dan ook in beginsel volgens de schadebeoordelingscommissie als planologisch nadelig te worden aangemerkt. De schadebeoordelingscommissie is van oordeel dat uit het voorgaande geconcludeerd mag worden dat de planologische wijziging in casu zowel een voordeel als een nadeel voor belanghebbende heeft opgeleverd. Om te kunnen beoordelen of deze wijziging per saldo negatieve gevolgen voor belanghebbende heeft gehad dient nagegaan te worden wat het effect hiervan is geweest op de waarde van zijn onroerende zaak. Daarbij dient het totale object in ogenschouw te worden genomen en niet enkel een gedeelte van zijn gronden. Het mogelijke oogmerk waarmee de gronden ooit zijn verworven speelt daarbij geen enkele rol. Zoals hiervoor reeds gesteld waren er voorheen in planologisch opzicht op de gronden van verzoeker in hoofdzaak bouw- en gebruiksmogelijkheden ten dienste van een agrarisch bedrijf, waarbij het gezien de milieuhygiënische situatie in beginsel alleen om grondgebonden bedrijfsactiviteiten kon gaan. Gezien de omgeving van de gronden (globaal gelegen tussen woonbebouwing aan de Ulvenhoutselaan, een sportcomplex en een waterwingebied) en de omgeving hiervan, betrof het zeker geen object dat bezien vanuit een oogpunt van optimale agrarische productieomstandigheden als gunstig gelegen zou kunnen worden gekwalificeerd. -3-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2003 | | pagina 47