z.
Gemeentewet, Artikel 151b
(Tekst geldend op: 01-10-2003)
pagina 1 van 1
Artikel 151b
1. De raad kan bij verordening de burgemeester de bevoegdheid verlenen om bij verstoring van de openbare
orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied,
met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aan
te wijzen als veiligheidsrisicogebied. In een veiligheidsrisicogebied kan de officier van justitie de
bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 50, derde lid, 51, derde lid, en 52, derde lid, van de Wet wapens en
munitie toepassen.
2. De burgemeester gaat niet over tot aanwijzing als veiligheidsrisicogebied dan na overleg met de officier van
justitie in het overleg, bedoeld in artikel 14 van de Politiewet 1993.
3. De aanwijzing als veiligheidsrisicogebied wordt gegeven voor een bepaalde duur die niet langer is en voor
een gebied dat niet groter is dan strikt noodzakelijk voor de handhaving van de openbare orde.
4. De beslissing tot gebiedsaanwijzing wordt op schrift gesteld en bevat een omschrijving van het gebied waarop
deze van toepassing is alsmede de geldigheidsduur. Indien de situatie dermate spoedeisend is dat de
burgemeester de beslissing tot gebiedsaanwijzing niet tevoren op schrift kan stellen, zorgt hij alsnog zo
spoedig mogelijk voor de opschriftstelling en voor de bekendmaking daarvan.
5. De burgemeester brengt de gebiedsaanwijzing zo spoedig mogelijk ter kennis van de raad en van de officier
van justitie, bedoeld in het tweede lid.
6.
Zodra de verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel de ernstige vrees voor
het ontstaan daarvan, bedoeld in het eerste lid, is geweken, trekt de burgemeester de gebiedsaanwijzing in.
Het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing.